Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Indiëdagboek Joseph Berendsen, deel 1 (1946-1947)

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

De opleiding en de reis naar Indië

Op 8 mei 1946 is Joseph opgekomen in de Krayenhoffkazerne in Nijmegen. Over de opleiding die hij daar heeft gehad, vermeldt het dagboek niets. De eerste aantekeningen zijn van 26 augustus 1946, de dag waarop het inschepingsverlof van twee weken eindigde. Joseph was met een aantal anderen uitgekozen om als kwartiermaker zes weken eerder dan de rest van 3-2 RI naar Indië te gaan. Daarmee was hij een van de allereerste dienstplichtigen die naar Indië scheep gingen. Hij vertrok op 3 september 1946 met de Klipfontein, samen met de kwartiermakers van diverse andere onderdelen, waaronder Frans Kraaijvanger uit Kilder. Jospeh schreef in zijn dagboek:


We verlaten Nijmegen per trein, die met allerlei spreuken beschreven is. Uitgeleide gedaan door een menigte van familieleden. Langs de gehele spoorbaan tot Amsterdam toe staan Militaire Politie en burgerpolitie voor afzetting. De stemming is zeer goed in de trein.

Het moment van vertrek van de Klipfontein beschreef hij als volgt:


Egyptische kooplieden in Port Said met schoenen en andere waren

En dan is het grote ogenblik aangebroken. Nadat de hoge autoriteiten zich van boord verwijderd hebben, maakt alles zich klaar voor vertrek. De touwen worden losgeslagen. En als dan precies vijf uur de boot zich van de kade losmaakt, speelt het muziekkorps het Wilhelmus. Plechtig klinken de tonen over de watervlakte. Stram in de houding horen we het volkslied voor het laatst op vaderlandse bodem aan. De laatste tonen zijn nog niet weggestorven, of een waar gejuich en geroep klinkt vanaf de boot en de kade. Vanaf kleine bootjes proberen familieleden hun laatste groeten te brengen aan hun zoon, aan man, broer of verloofde. Dan zinkt Amsterdam weg.


De reis duurde ruim drie weken. In het begin, op de Noordzee, was Joseph net als veel andere jongens zeeziek, maar later niet meer. Via de Middellandse Zee bereikte de Klipfontein op 15 september Port Said aan de ingang van het Suezkanaal, waar allerlei kooplui met souvenirs en andere waren rond het schip kwamen liggen. Op de Rode Zee was het zo warm dat er aan dek geslapen werd. Daarna volgde de Indische Oceaan. En toen, na ruim drie weken varen, meerde de Klipfontein af in Tandjong Priok, de haven van Batavia. Joseph beschreef zijn eerste indrukken van Indië als volgt:


Tegen de middag liggen we aan de kade van Priok. Hier wacht ons een prachtig ontvangst. Een KNIL-muziekkorps speelt vrolijke marsen. Van boord klinkt een waar gehuil als iemand aan de kade een bekende ziet. Er worden bananen en cocosnoten aan boord gegooid. En er is een waar gevecht om aan de reling te komen. We worden deze middag niet meer ontscheept, en voor het eerst worden we gewaarschuwd voor malaria, want in Priok is malariagebied.


De eerste maanden in Indië

Joseph in Meester Cornelis

Na de ontscheping op 28 september 1946 werden de kwartiermakers gelegerd in de Jan Pieterszoon Coen Stichting in Batavia. Hier gebeurde op een paar propagandamarsen door de stad na, weinig. Op 6 oktober 1946 verhuisden de kwartiermakers naar Meester Cornelis, een buitenwijk van Batavia, waar de komst de rest van 3-2 RI moest worden voorbereid.

De hoofdmacht van 3-2 RI vertrok op 18 oktober 1946 met de Indrapoera naar Indië en kwam precies een maand later, op 18 november, in Tandjong Priok aan. De volgende dag ging het bataljon naar Meester Cornelis, en werd kort daarop over verschillende posten in en rond Batavia verdeeld voor wachtdiensten en ordehandhaving. Josephs peloton, het 3e peloton van de 1e compagnie (bijgenaamd het vraagtekenpeloton), bleef echter in Meester Cornelis. De commandant van dit peloton was luitenant Kaldewaaij. Toen het peloton op 8 januari 1947 werd overgeplaatst naar de buitenpost Klender, werd Joseph aangesteld als oppasser van luitenant Kaldewaaij, een functie die hij tot het eind van zijn diensttijd is blijven vervullen.

Over Klender, waar het peloton van 8 januari tot 8 februari 1947 verbleef, schreef Joseph:


Op deze eerste buitenpost lossen we de Stoottroepen af. De wegcontrole vervalt nu. In de eerste dagen van ons verblijf word ik oppasser van luitenant Kaldewaaij, pelotonscommandant derde peloton. Onze pelotonssergeant Brand vertrekt naar Japan [om Japanse krijgsgevangenen naar huis te begeleiden, red.]. Nu komen de patrouilles en een van de zwaarste is wel die met 12 RI. Verder zijn er in deze periode weinig gebeurtenissen. Op 8 februari verhuizen we naar Tandjong Priok.


In Tandjong Priok was het peloton tot 11 maart. De manschappen waren daar gelegerd in het station en hadden tot taak de treinen die tussen de haven en Batavia reden, te bewaken. In die tijd, op 18 februari, werd prinses Marijke geboren. Dat werd de volgende dag gevierd met een militaire parade in Batavia.

Na een maand in Tandjong Priok verhuisde 3-2 RI naar buitenposten langs de konvooiweg Batavia-Bandoeng. Josephs peloton kwam terecht in Tjikolotok, vlak bij Tjandjoer. Het was daar rustig en het contact met de plaatselijke bevolking, vooral met de loerah (het dorpshoofd) en de wedono (het districtshoofd), was goed:


De eerste dagen in dit nieuwe kamp brengen we door zonder onze spullen. De wagen is op de Poentjak [een bergpas] blijven steken. Eindelijk na vier dagen, 's avonds laat, worden ze gebracht, en dan is ons kamp zo in orde. Al gauw maken we kennis met de Loerah en de Wedono uit dit gebied. Loerah Sapai is de man die we nooit zullen vergeten. Steeds stond zijn woning open voor ons en steeds werden we gastvrij ontvangen. Het verblijf hier kenmerkt zich door grote rust. Sergeant Brand keert terug uit Japan. Een paar nachten hebben we last van een pelopper [met dit woord werden Indonesische opstandelingen aangeduid], die zelfs de wachtcommandant bespringt, maar de volgende nacht is hij mati [dood], als hij weer wil ontvluchten.


Tijdens het verblijf in Tjikolotok had Joseph voor het eerst een week verlof, van 2 tot 9 mei 1947, precies de laatste week van zijn eerste dienstjaar. Die dagen bracht hij in Batavia door.

Op 23 mei verliet het 3e peloton Tjikolotok en ging naar Tjikalong-Koelon, waar de hele 1e compagnie werd samengetrokken. Een peloton van de 2e compagnie nam de post in Tjikolotok over. Tjikalong-Koelon lag vlak bij de demarcatielijn, waarachter zich de troepen van Soekarno bevonden. In dit gebied moest intensief gepatrouilleerd worden.


Nu pas begint de zware taak achter de Demarcatielijn. Om beurten gaat ieder peloton op patrouille. Op Tweede Pinksterdag krijgen we met ons peloton het eerste vuur in dit gebied, wat zich daarna vaker herhaalde. De toestand wordt dreigend. Verloven worden ingetrokken. Dan op 20 juli barst de bom.


Dat was het begin van de Eerste Politionele Actie.

De Eerste Politionele Actie

Een patrouille van 3-2 RI na de Eerste Politionele Actie langs een vernielde weg bij Tasikmalaja

Op 23 juli 1947, twee dagen na het begin van de Eerste Politionele Actie, werd 3-2 RI naar de kustplaats Cheribon verplaatst om vandaaruit samen met 3-14 RI in zuidelijke richting op te trekken naar Tasikmalaja. Deze stad ligt honderd kilometer ten zuidoosten van Bandoeng. 3-2 RI bevond zich in de achterhoede en nam niet aan gevechten deel tot op 2 augustus Koeningan werd bezet. 3-14 RI bleef daar, en 3-2 RI zette de volgende dag alleen de opmars naar Tasikmalaja voort. Op 4 augustus schreef Joseph:


's Nachts tegen twaalf uur moet het 3e peloton 3 km verderop de volgende brug bezetten, die is echter opgeblazen. De weg ligt vol mijnen, en het is uitkijken. We blijven tot 's morgens bij die brug. Om circa 7 uur trekken nu te voet alle 4 compagnieën van ons Bataljon ons bij die brug voorbij, en wij sluiten er bij aan. Zonder tegenstand, wel om de 5 km kapotte bruggen, bereiken we tegen de avond Kawali. We zitten de vijand vlak op de hielen, het plaatsje brandt overal, de grote brug is nog niet lang opgeblazen. Enige achtergebleven peloppers bieden nog tegenstand, maar dit verzet wordt gauw opgeruimd.


Op 5 augustus moest Nederland onder internationale druk de Eerste Politionele Actie staken. 3-2 RI, dat pas de volgende dag van het staakt-het-vuren hoorde, had zijn einddoel, de stad Tasikmalaja, toen nog niet bereikt, zodat het bataljon zijn opmars voortzette. Dit kwam de 1e compagnie duur te staan. Op 6 augustus schreef Joseph:


De vermoeienissen der 4-daagse opmars beginnen nu te komen, toch willen we voor de avond in Tasik zijn. Maar zo ver komt het niet. 4 km voor Tasikmalaja krijgen we hevige tegenstand. Een hevig vuur van de vijand. Snipers, Vickers [zware mitrailleurs] en automatische wapens gooien een hevig vuur uit. Onze compagnie ligt voorop, en we kunnen nu niks uitvoeren. Achter elkaar vallen twee slachtoffers; Wim van Bremen en sergeant-majoor Thepass. Twee uur houden we het vol, dan moeten we terug. Het vuur is hevig. De overmacht te sterk. De terugtocht kost gelukkig geen slachtoffers, al wordt deze uitgevoerd onder hevig vuur. Op een voorgelegen kampong vatten we post. En deze nacht zal ik niet meer vergeten. Er wordt de hele nacht geschoten.


De volgende dag werd Tasikmalaja door 3-2 RI ingenomen.

1947 na de Eerste Politionele Actie

Tot eind oktober zou de 1e compagnie in Tasikmalaja blijven. Josephs peloton bewaakte eerst het spoorwegemplacement, maar werd naderhand overgeplaatst naar andere locaties binnen de stad. De dagen verliepen aanvankelijk rustig en de stemming was goed. Er werd een bandje gevormd, dat elke avond optrad. Post werd elke keer met grote vreugde ontvangen. Andere vormen van communicatie met Nederland waren er ook niet; mailen en chatten bestonden nog niet, en zelfs telefoneren was zo goed als onmogelijk omdat de meeste mensen thuis geen telefoon hadden. In zijn dagboek maakte Joseph er regelmatig melding van hoe post de stemming verhoogde.

De rust werd al gauw verstoord door guerrilla-activiteiten van de Indonesiërs. Om de streek onder controle te houden, werd er intensief gepatrouilleerd. Regelmatig kwam het tot vuurgevechten, waarbij ook jongens van 3-2 RI sneuvelden. Op 9 oktober 1947 sneuvelde pelotonssergeant Arie Brand. Joseph besteedde hier in zijn dagboek uitgebreid aandacht aan.


De begrafenis van sergeant Brand

Al vroeg in de morgen is alles in ons bivak op de been. Er is een actie met de compagnie. Om zeven uur wordt vertrokken. Niets deed vermoeden dat in deze actie iemand ons zou ontvallen. Op een zeker punt bij een kampong worden we plotseling onder vuur genomen, vanuit bomen, en van de rand van sawahs. Maar dit schrikt ons niet af, en in een stormaanval gaat het door de kampong, onder een Indianengebrul en schietend met alle wapens. Dat verrast de vijand. Ze zagen nog kans enige handgranaten te gooien, die echter niemand raken. De pelopper die ze gooide is de sigaar, want twee handgranaten van ons krijgt hij op zijn pet. Deze liet zich niet meer horen. Het vuren wordt minder. De vijand nam de benen. Toen gebeurde het. Sergeant Brand was met enige jongens de vijand achterop gegaan door de sawah. Een verdekt opgestelde sniper wist de sergeant te raken en hij blijft ernstig gewond in de sawah liggen. Hospitaalsoldaat Luit en enige jongens snelden de sawah in om hem bij te staan. Onder vuur van vijandelijke snipers werd hij met veel moeite naar de weg gedragen. Er was geen draagbaar en in allerijl werd er een gemaakt van bamboe. Alles werd nog gedaan, maar het mocht niet baten. Vijf minuten over negen stierf hij. Diep onder de indruk aanvaardden we de terugtocht, we gingen niet verder door de dode. Aan de rand van de stad werd de sergeant opgehaald door een Rode Kruiswagen. En onze compagniescommandant richtte voor het uiteengaan der pelotons het woord tot ons. Zij laatste woorden luidden: "Sergeant Brand is van ons heengegaan als een held." Heel de compagnie was door de gebeurtenissen zeer geschokt. In ons bivak was ons peloton bijna niet te houden. 's Middags om drie uur begrafenis op het ereveld in Tasikmalaja. Een indrukwekkende plechtigheid. Toespraak van dominee en compagniescommandant. Verschillende foto's werden genomen, die ons steeds aan deze dingen zullen doen denken.
"Serg. Brand rust in vrede" Het peloton en geheel de compagnie zullen hem niet vergeten.


Tegelijk met sergeant Brand werd soldaat Albert Tiemens van de 4e compagnie begraven. Tiemens was een dag eerder bij Singaparna om het leven gekomen toen het pantservoertuig waarin hij zat van de weg raakte en vijf meter omlaag stortte. Brand en Tiemens liggen tegenwoordig op het Nederlandse ereveld Menteng Pulo in Jakarta in respectievelijk de graven 19 en 17 van vak III.

Op 21 oktober 1947 vertrok Joseph met z'n eenheid naar Golatjir, een controlepost pal aan de konvooiweg Tasikmalaja-Garoet. Zoals steeds bij een overplaatsing, moest het nieuwe bivak worden ingericht, er moesten stellingen worden aangelegd en het schootsveld moest worden vrijgemaakt. De stelling aan de hoofdweg kreeg de naam "De ballentent van Oom Toon".

Op 26 oktober werd het bivak om een uur of elf 's morgens opgeschrikt door schieten. De voorste wachtpost riep: "Alarm!", en iedereen greep naar zijn wapen. Acht Indonesiërs waren, gewapend met speren en krissen, op het bivak afgestormd. Vier van hen waren door de wachtpost al meteen neergeschoten, de overige vier konden in het kamp doordringen, maar vonden al snel daarna de dood. De aanval was in vijf minuten voorbij.


De ballentent van Oom Toon.
De bijnaam vraagtekenpeloton (? peloton) is ook te lezen.

Het was een schrikwekkend gezicht die 8 peloppers overal verspreid te zien liggen. Met een paar man werd gauw een graf gemaakt. Een half uur later waren alle sporen uitgewist van deze aanval. Speren en krissen kwamen bij de ballentent van oom Toon te staan. 's Avonds probeerde er nog eentje op dezelfde wijze te komen, maar deze kreeg van hetzelfde laken een pak.


Aldus lag het gevaar constant op de loer. Op 29 oktober raakte korporaal Bravenboer tijdens een patrouille gewond. Hij overleed op 9 november.

Op 27 november 1947 werd 3-2 RI in Golatjir afgelost door 3-8 RI. Het hele bataljon 3-2 RI keerde terug naar Tasikmalaja, waar een relatief rustige tijd aanbrak. Het patrouillelopen ging gewoon door, maar Sinterklaas en Kerstmis konden, zo goed en zo kwaad als dat in de tropen kan, gevierd worden. Helaas moest Jospehs peloton op 5 december ver weg op patrouille om een gewonde van de 3e compagnie op te halen. Door slechte wegen, waar de trucks regelmatig vast kwamen te zitten, was het een hele onderneming om de man in Tasikmalaja te krijgen. Gelukkig waren er lekkernijen van de sinterklaasviering bewaard gebleven. Kerstmis verliep heel wat geslaagder; met een nachtmis, een kerstmaaltijd en brieven van thuis.

Daags na Kerstmis werd de hele compagnie overgeplaatst naar Manondjaja, tien kilometer ten zuiden van Tasikmalaja. Daar, in het nieuwe bivak, werd het nieuwe jaar 1948, ingehaald.


Het jaar 1947 dat heel wat bijzonderheden heeft gebracht, gaat stil van ons heen. Om twaalf uur staat alles op en wordt het Nieuwjaar onder elkaar toegewenst. Het jaar 1948 begon op de buitenpost Manondjaja, onder commandant kapitein v.d. Sande.


Voetballen en volleyballen

Het elftal van de 1e compagnie op 24 januari 1948.
Joseph staat geheel links.

Behalve patrouillelopen zijn er nog enkele zaken die steeds weer terugkomen in Josephs dagboeken. Dat zijn de post uit Nederland die, zoals hierboven reeds vermeld, iedere keer weer de stemming verhoogde, tropische ziekten als malaria, geelzucht en ringworm (hoewel Joseph daar zelf weinig last van schijnt te hebben gehad) en vooral de sport.

Uit alles blijkt dat Joseph een groot sportliefhebber was. Zijn foto’s tonen bokswedstijden en voetbal- en volleybalteams, zowel netjes poserend als in volle actie. Hij trad op als scheidsrechter en grensrechter bij voetbalwedstrijden, maar hij speelde zelf ook wel mee. Het dagboek bevat van heel veel wedstrijden een kort verslag. Soms betreft het partijtjes die onderling gespeeld waren of tegen de plaatselijke bevolking, maar er zijn ook verslagen bij van serieuze, soms heel serieuze wedstrijden uit de bataljons- en uit de brigadecompetitie. Volleybal werd minder gespeeld, en daarbij speelden vaak provincie-zestallen tegen elkaar, dus teams van jongens die uit dezelfde provincie kwamen. Op een buitenpost waar geen bal was, en zelfs geen veldje, werden van lieverlee kaartwedstijden georganiseerd.

De nu volgende voorbeelden illustreren niet alleen het jaar 1947, maar Josephs gehele diensttijd. Als eerste volgt een wedstrijdverslag van 24 januari 1948, toen in Manondjaja een nieuw sportveld werd geopend. Na de officiële handelingen speelde het elftal van de 1e compagnie tegen dat van de stafcompagnie.


Het is direct na de aftrap de stafcompagnie die het offensief opent, en reeds na tien minuten moet De Bie tweemaal vissen. De 1e compagnie speelt enthousiast verder, maar hun spel is wat te doorzichtig. De rust breekt met 2-0 voor de stafcompagnie. Na de rust is het een herboren 1e compagnie die in het veld komt. Steeds weer worden aanvallen ondernomen op het doel van Liefaard. Tien minuten voor het einde wordt hun werk beloond als De Graaf een voorzet van rechts schitterend inkopt. 2-1. De vreugde in het 1e compagniekamp is zeer groot en luid aangemoedigd ondernemen ze steeds aanvallen. Tot tweemaal over kruipt de staf door het oog van de naald. Onder grote spanning verlopen de minuten, maar er wordt niet meer gedoelpunt. Zodat de staf de wedstrijd met 2-1 wint. Een gelijkspel hadden de onze zeker verdiend.


Een bericht uit de Oost-Gelderlander van 16 juli 1948 dat Joseph in zijn dagboek heeft geplakt over de vertoning in de Familie Bioscoop Schuurman van een film over MvR, gemaakt door Willem Schuurman, ter gelegenheid van het kampioenschap en de promotie van deze voetbalclub.

Uiteraard volgde Joseph het Nederlandse en Europese voetbal. In die jaren heeft het Nederlands elftal meermalen tegen België gespeeld, maar ook tegen Denemarken, Frankrijk en Zwitserland. Die interlandwedstrijden komen in de dagboeken uitgebreid aan bod. Soms kon Joseph een wedstrijd op de radio volgen, zoals op 21 september 1947 de interland Nederland-Zwitserland. Hij was die avond vrij van wacht.


Met een man of wat vertrekken we naar de commandogroep van onze compagnie, waar een radio aanwezig is. We zijn wel wat vroeg, maar met wat praten wordt de tijd gekort. Dan eindelijk horen we de omroeper het sportgebeuren aankondigen. Als dan dit geklonken heeft, schuiven allen nog een beetje dichter bij de radio, om toch maar niks van dit grote feit te missen. Het ooggetuigenverslag komt goed door. Er heerst een grote spanning bij ons allen rond om het toestel. Het eerste Hollandse doelpunt wordt ook door ons met gejuich begroet. Maar teleurstelling weer, als kort voor de rust de stand weer gelijk wordt. In de pauze horen we het nieuws uit Bandoeng. En dan volgen we met spanning de tweede helft, die onze landgenoten de overwinning brengt, liefst met 6-2. Direct na de uitzending vertrekken we weer naar ons kampement. Het was een prachtavond dankzij de goede uitzending der PCJ. [Een kortegolfzender van Philips.]


Maar bovenal volgde Joseph het wel en wee van zijn voetbalclub MvR. Via brieven en toegestuurde krantenberichten bleef hij uitstekend op de hoogte. De data in zijn dagboeken wijzen erop dat hij steeds met een dag of tien op de hoogte was van de sportuitslagen. Uiteraard was hij erg blij toen MvR in 1948 kampioen werd.

Zie ook