Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Baxter, William

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Zijn leven in Canada

Baxter, William dossier - 002.jpg

Pilot Officer William Baxter (32) uit Edmonton in de Canadese provincie Alberta was de bommenrichter van Lancaster JB672, die op 22 mei 1944 neerstortte in Kilder.

Hij werd geboren op 11 augustus 1912 als zoon van Britse immigranten. Zijn vader, die ook William heette, kwam uit Castle Douglas in Schotland, zijn moeder was Alice Straughan uit Whitley Bay in Engeland. Of Baxter de Britse of de Canadese nationaliteit had, of allebei, is niet duidelijk. Ze worden beide genoemd in zijn militaire dossier, dat door de Library and Archives Canada online beschikbaar is gemaakt.

Na de middelbare school werkte Baxter onder meer als pompbediende en als handelsreiziger. Van 1940 tot 1942 was hij reservist met de rang van private bij het 2e bataljon van The Loyal Edmonton Regiment. Op 18 april 1942 meldde hij zich aan bij de Royal Canadian Air Force (RCAF), waarna hij op 6 mei werd ingelijfd. Hij wilde piloot of waarnemer worden, maar omdat hij lichtelijk loenste was alleen waarnemer een mogelijkheid. Deze functie, in het Engels observer geheten, werd later, toen er grotere en modernere bommenwerpers kwamen, gesplitst in die van navigator en bommenrichter. Baxter werd toen bommenrichter, maar zoals veel andere oude waarnemers, bleef hij op zijn uniform een wing met een O dragen, zoals op de foto hiernaast te zien is.

Aan de hand van Baxters dossier kan zijn militaire loopbaan als volgt worden gereconstrueerd. Die begon op diverse locaties van het British Commonwealth Air Training Plan in Canada. Daar kregen vliegeniers uit alle Gemenebestlanden – niet alleen Canadezen – hun vakopleiding. De laatste fase van de vakopleiding en daarna de training van vliegtuigbemanningen gebeurde in Engeland.

  • 6 mei – 28 augustus 1942: No. 3 Manning Depot in Edmonton, Alberta. Hier kreeg Baxter zijn militaire basisopleiding, en werd er aan de hand van zijn wensen en capaciteiten bepaald voor welke functie hij opgeleid zou gaan worden. Dat werd dus waarnemer (later bommenrichter).
  • 30 augustus – 24 oktober 1942: No. 7 Initial Training School in Saskatoon, Saskatchewan. Hier begon voor piloten en waarnemers de eigenlijke vliegopleiding. Naast veel theorie was er onder meer een testvlucht in een vliegsimulator.
  • 25 oktober – 27 december 1942: No. 2 Bombing & Gunnery School in Mossbank, Saskatchewan. Hier werd lesgegeven in bommenrichten en schieten met boordmitrailleurs. Iedereen behalve de piloten-in-opleiding doorliep deze cursus. Baxter maakte er 50:45 vlieguren, voornamelijk in een Avro Anson, een destijds veelgebruikt tweemotorig trainingsvliegtuig. Er staan ook enkele uren geregistreerd in een Bristol Fairchild Bolingbroke en in een Fairey Battle, maar het is niet duidelijk of dit een bepaalde bedoeling had. De Bolingbroke was een maritiem verkenningsvliegtuig en de Battle was een eenmotorige lichte bommenwerper.
  • 27 december 1942 – 26 februari 1943: No. 5 Air Observer School in Winnipeg, Manitoba, waar lessen in navigeren werden gegeven. In het kader daarvan heeft Baxter 30:30 uur gevlogen, allemaal in een Avro Anson. Deze periode eindigde met twee weken inschepingsverlof. Een maand later, op 27 maart 1943, vertrok hij per schip naar Engeland, waar hij op 4 april aankwam. Hij had toen de rang van Technical Sergeant.

Verdere opleiding in Engeland

  • 5 april – 31 mei 1943: No. 3 Personnel Reception Centre in Bournemouth op de Engelse zuidkust. Baxters dossier zegt niet waar hij ontscheepte, maar het ligt voor de hand dat dit in Bournemouth was. PRCs waren opvangcentra voor luchtmachtpersoneel dat net was aangekomen uit Canada. Ze waren er vooral om de pas aangekomenen bezig te houden met opfriscursussen en dergelijk tot hun verdere bestemming bekend was.
  • 31 mei – 26 juni 1943: No. 9 (O) Advanced Flying Unit op de vliegbasis Penrhos in Noord-Wales. Hier kregen waarnemers – de O tussen haakjes staat voor Observer – verdere training.
  • 26 juni – 12 oktober 1943: No. 14 Operational Training Unit op de vliegbasis Cottesmore in Leicestershire (vanaf 1 augustus 1943 op de vliegbasis Market Harborough in Leicestershire). Nu begon het echte werk: de vorming van vliegtuigbemanningen. In deze periode, op 12 augustus, werd Baxter bevorderd tot Flight Sergeant.
  • 12 oktober 1943 – 3 mei 1944: 1654 en 1661 Heavy Conversion Unit. HCUs waren eenheden waar vliegtuigbemanningen vertrouwd werden gemaakt met het vliegtuigtype waarmee ze gingen vliegen. In het geval van Baxter was dat de Avro Lancaster. Hij begon bij 1654 Heavy Conversion Unit op de vliegbasis Wigsley in Nottinghamshire en werd op 1 februari 1944 overgeplaatst naar 1661 Heavy Conversion Unit op de nabijgelegen vliegbasis Winthorpe. (Deze twee HCUs vormden met nog een HCU No. 51 Conversion Base.)

De overplaatsing op 1 februari van 1654 HCU naar 1661 HCU gold waarschijnlijk de bemanning als geheel, maar Baxter zelf was toen met ziekteverlof. Tijdens een trainingsvlucht in de middag van 30 november 1943 was er kortsluiting in zijn elektrisch verwarmde overall ontstaan, waardoor hij tweedegraads brandwonden op zijn romp had opgelopen. De volgende dag werd hij van Wigsley overgebracht naar No. 4 RAF Hospital Rauceby bij Sleaford in Lincolnshire. Dit ziekenhuis had een brandwondenafdeling. Op 21 januari 1944 werd hij ontslagen en drie weken met ziekteverlof gestuurd. Na nog een week gronddienst werd hij op 23 februari genezen verklaard en kon terugkeren naar zijn eenheid.

Op 14 april 1944 was hij nog één dag op de No. 5 Lancaster Finishing School in Syerston, Nottinghamshire. Op 3 mei was hij klaar met zijn opleiding en werd ingedeeld bij 630 Squadron. Hij had toen de rang van Warrant Officer class II, waartoe hij op 12 februari was bevorderd. Vervolgens werd hij op 20 mei 1944 bevorderd tot Pilot Officer, de laagste officiersrang.

Het lot van Pilot Officer Baxter

Het Certificate of Presumption of Death van 14 maart 1945.
Klik voor een vergroting.
Baxters graf op het kerkhof in Kilder

Baxter was nog geen drie weken bij 630 Squadron toen hij in de avond van 21 mei – de dag na zijn bevordering tot Pilot Officer – in Lancaster JB672 opsteeg voor een bombardementsvlucht op Duisburg. Zijn bevordering was nog zo recent dat hij op zijn uniform nog de rangonderscheidingstekens van Warrant Officer droeg. Zoals op de pagina van Lancaster JB672 te lezen valt, stortte het vliegtuig in de vroege uren van 22 mei neer bij Kilder. De volgende dag werd de bemanning begraven op het kerkhof in Kilder.

Direct begon er een papiermolen te draaien die pas in 1948 zou stoppen. Om te beginnen moest Baxters familie worden meegedeeld dat hij vermist werd. Er werd niet gezegd dat hij en de rest van de bemanning waren omgekomen, want wie weet waren ze heelhuids in vijandelijk gebied geland en zou het hun lukken naar Engeland terug te keren. Of misschien waren ze krijgsgevangen genomen. Het was helemaal niet uitgesloten dat ze nog leefden. Het wachten was nu op bericht van het Internationale Comité van het Rode Kruis, dat van de Duitsers informatie kreeg over geallieerde vliegeniers die in Duitsland en bezet gebied waren omgekomen of gevangengenomen.

Voorlopig was er dus alleen nog maar sprake van vermissing. Op 24 mei stelde de RCAF Causalties Officer Baxters ouders hiervan per telegram op de hoogte. Dit bericht bevestigde hij kort daarop in een brief, en ook de commandant van 630 Squadron stuurde een brief van die strekking. Beide wezen zij er op, dat "vermist" alleen maar betekent dat niet bekend is waar de betreffende persoon zich bevindt.

Behalve Baxters ouders werd ook ene juffrouw M.E. Sangster ingelicht. Zij was verpleegster in het RAF ziekenhuis waar Baxter voor zijn brandwonden was verpleegd. Klaarblijkelijk was hij een serieuze relatie aangegaan met deze verpleegster, want zij staat in de correspondentie te boek als zijn verloofde.

Anderhalve maand later, begin juli, veranderde de status "vermist" in "vermist, vermoedelijk omgekomen". De Duitsers hadden het Rode Kruis laten weten dat Baxter op 22 mei was omgekomen, maar daarbij geen nadere informatie gegeven. Baxters ouders en verloofde werden hiervan op de hoogte gesteld, maar met de toevoeging dat meer informatie nodig was om hem officieel dood te verklaren.

Pas begin oktober 1944, ruim vier maanden na het neerstorten, kon aan Baxters ouders en verloofde worden meegedeeld dat hij op 23 mei op het kerkhof van Kilder was begraven. Het Rode Kruis had deze informatie wederom van de Duitsers ontvangen en doorgestuurd naar de Canadese autoriteiten.

Toen Baxters graflocatie eenmaal bekend was, kon een proces in gang gezet worden om de status "vermist, vermoedelijk omgekomen" te veranderen in "vermoedelijk omgekomen". Dit nam tijd in beslag, en zijn nabestaanden kregen hierover een aantal officiële brieven. Uiteindelijk werd op 14 maart 1945 het Certificate of Presumption of Death opgemaakt. Dit was geen overlijdensakte, want er werd slechts gesteld dat er voldoende bewijs was om aan te nemen dat Baxter op of na 22 mei 1944 was overleden.

Behalve bovengenoemde correspondentie, kregen zijn ouders nog diverse brieven over andere aangelegenheden die met Baxters dood verband hielden. Zijn persoonlijke bezittingen moesten naar Canada overgebracht worden, en de RCAF wilde weten waar zijn geld naartoe moest. Dit was spaargeld, achterstallige soldij en de opbrengst van de verkoop van zijn fiets. In augustus 1945 kreeg zijn moeder een check van C$ 683,26. Ook kwamen er meerdere brieven van een levensverzekeringsmaatschappij alsmede brieven in verband met Baxters bevordering tot officier.

Daarnaast produceerde de papiermolen nog een stroom brieven in verband met de grafligging en de identificatie van de bemanningsleden, zoals hier te lezen is, maar dit ging grotendeels buiten Baxters nabestaanden om. Het laatste was een schrijven van 9 september 1948 dat eindigde met de woorden Case Closed. Daarmee was vastgelegd dat Baxter als Commonwealth War Dead begraven ligt in Graf 5 op het kerkhof van Kilder.

Zijn naam staat ook op de plaquette bij het Canadese kanon op de Bleek in 's-Heerenberg.

Verder staat zijn naam vermeld in het Second World War Book of Remembrance. Dit gedenkboek, met de namen van meer dan 44.000 Canadese militairen die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen, ligt in de Peace Tower van het Canadese parlementsgebouw in Ottawa.

Bronnen