Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Bus, Aleida Johanna Wilhelmina: verschil tussen versies
k (overbodige link verwijderd) |
(Aanvulling uit ON 50) |
||
| Regel 1: | Regel 1: | ||
| − | '''Aleida Johanna Wilhelmina Bus''' | + | [[Bestand: Zuster Augustina Bus (1).jpg|thum|right|150px]] |
| + | [[Bestand: Zuster Augustina Bus (2).jpg|thum|right|150px]] | ||
| + | '''Aleida Johanna Wilhelmina Bus''' was [[:Categorie:Augustijnen|augustinesse]]. Zij werd op 10 juli [[1915]] geboren op [[Korenhorst (Boerderij)|De Korenhorst]] in [[Lengel]] als dochter van Frederikus Josephus Arnoldus Maria Bus en Berendina Hermina Dijkman. | ||
| − | + | Vanaf [[1934]] was zijn bij een aantal families in betrekking als dienstbode, eerst in [[Arnhem]] en daarna in Oosterbeek en in Naarden. Dit werk beviel haar echter niet. Door de [[Zusters Augustinessen Christenserinnen]], die sinds [[1923]] de leiding hadden over het [[Gerardus Majella Gesticht]] in [[Zeddam]], werd zij geïnspireerd bij deze kloosterorde in te treden. Aldus vertrok zij op 20 maart [[1939]] naar het moederhuis van deze augustinessen in Aken. Zij nam daar de kloosternaam Augustina aan. | |
| − | |||
| − | Vanaf [[1934]] was zijn bij een aantal families in betrekking als dienstbode, eerst in [[Arnhem]] en daarna in Oosterbeek en in Naarden. Dit werk beviel haar echter niet. Door de Zusters Augustinessen Christenserinnen die sinds [[1923]] de leiding hadden over het [[Gerardus Majella Gesticht]] in [[Zeddam]] werd zij geïnspireerd bij deze kloosterorde in te treden. Aldus vertrok zij op 20 maart 1939 naar het moederhuis van deze augustinessen in Aken. Zij nam daar de kloosternaam Augustina aan. | ||
In Nederland hadden de Zusters Augustinessen Christenserinnen een bejaardentehuis in Zeddam en in het Limburgse Swalmen. Zuster Augustina heeft in beide gewerkt. Haar laatste jaren heeft zij doorgebracht in het moederhuis, dat in [[1974]] werd verplaatst van het centrum van Aken naar Venwegen, een dorp even ten zuiden van Aken. Daar woonde zij in elk geval in [[2002]] nog als 86-jarige. Wanneer zij is overleden, kon nog niet worden achterhaald. | In Nederland hadden de Zusters Augustinessen Christenserinnen een bejaardentehuis in Zeddam en in het Limburgse Swalmen. Zuster Augustina heeft in beide gewerkt. Haar laatste jaren heeft zij doorgebracht in het moederhuis, dat in [[1974]] werd verplaatst van het centrum van Aken naar Venwegen, een dorp even ten zuiden van Aken. Daar woonde zij in elk geval in [[2002]] nog als 86-jarige. Wanneer zij is overleden, kon nog niet worden achterhaald. | ||
| − | + | <br clear=all/> | |
== Bron == | == Bron == | ||
*[[Old Ni-js 050|Old Ni-js nr. 50]], blz. 31–33 | *[[Old Ni-js 050|Old Ni-js nr. 50]], blz. 31–33 | ||
[[Categorie:Bus]] [[Categorie:Religieuzen Lengel]] [[Categorie:Augustijnen]] | [[Categorie:Bus]] [[Categorie:Religieuzen Lengel]] [[Categorie:Augustijnen]] | ||
Versie van 21 dec 2023 om 10:38
.jpg)
.jpg)
Aleida Johanna Wilhelmina Bus was augustinesse. Zij werd op 10 juli 1915 geboren op De Korenhorst in Lengel als dochter van Frederikus Josephus Arnoldus Maria Bus en Berendina Hermina Dijkman.
Vanaf 1934 was zijn bij een aantal families in betrekking als dienstbode, eerst in Arnhem en daarna in Oosterbeek en in Naarden. Dit werk beviel haar echter niet. Door de Zusters Augustinessen Christenserinnen, die sinds 1923 de leiding hadden over het Gerardus Majella Gesticht in Zeddam, werd zij geïnspireerd bij deze kloosterorde in te treden. Aldus vertrok zij op 20 maart 1939 naar het moederhuis van deze augustinessen in Aken. Zij nam daar de kloosternaam Augustina aan.
In Nederland hadden de Zusters Augustinessen Christenserinnen een bejaardentehuis in Zeddam en in het Limburgse Swalmen. Zuster Augustina heeft in beide gewerkt. Haar laatste jaren heeft zij doorgebracht in het moederhuis, dat in 1974 werd verplaatst van het centrum van Aken naar Venwegen, een dorp even ten zuiden van Aken. Daar woonde zij in elk geval in 2002 nog als 86-jarige. Wanneer zij is overleden, kon nog niet worden achterhaald.
Bron
- Old Ni-js nr. 50, blz. 31–33
