Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

IJstijd

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Een ijstijd is een geologisch tijdvak waarin er op aarde ijskappen voorkomen. Aangezien er gletsjers liggen op bijvoorbeeld Groenland en Antarctica, leven we tegenwoordig in een ijstijd. Men neemt aan dat dit in de de gehele geologische geschiedenis van de aarde minstens vijfmaal het geval is geweest, waarvan eenmaal zelfs zo sterk dat de ijskappen van de polen vrijwel tot aan de evenaar waren opgerukt. Men spreekt in dit verband dan ook van de Sneeuwbal Aarde. Deze theorie is echter niet onomstreden.

IJstijden en glacialen

Vaak wordt het begrip "ijstijd" verward met de term glaciaal. Een glaciaal is een periode waarin het klimaat op aarde aanzienlijk kouder was dan tegenwoordig en waarin grote delen van de continenten, in ieder geval die op het noordelijk halfrond, met landijs en gletsjers waren bedekt. Tijdens een ijstijd wisselen warmere (interglaciale) en koudere (glaciale) perioden elkaar af. De laatste 10.000 jaar bevinden we ons in het tijdperk van het holoceen, dat als een interglaciaal gezien kan worden. Met de periode van 'de ijstijden' worden meestal de glacialen in het pleistoceen, dat wil zeggen in de laatste 2,6 miljoen jaar, bedoeld.

Stuwwalcomplex Montferland-Eltenberg

De heuvelachtige gebieden van de Eltenberg en het Montferland waren in de derde en voorlaatste ijstijd, de Riss-ijstijd (van ongeveer 200.000 tot 120.000 jaar geleden) ontstaan. Deze ijstijd staat ook wel bekend als de Saale-ijstijd of het Salien. Een kilometers dik pakket van landijs had vanuit Scandinavië een grote hoeveelheid zand, kiezels en zwerfstenen, zogenaamde morenen, als een gigantische bulldozer centimeter voor centimeter voor zich uit geduwd richting zuiden. Toen deze gletsjer tot stilstand was gekomen, bleven ook het zand en de keien als een grote stuwallen|stuwwalcomplex liggen.

Aan het eind van de Riss-ijstijd begonnen de ijsmassa’s te smelten. Deze enorme hoeveelheden smeltwater veranderden rivieren als de Rijn, Waal en de Oude IJssel in kolkende stromen, die zich in de loop van duizenden jaren een doorgang door het enkele honderden meters hoge stuwwalcomplex verschaften. Door regen- en winderosie werden de heuvels in de loop der tijd ook steeds lager. Wat overbleef waren losstaande heuvels en heuvelachtige gebieden als de Veluwe, de Kleverberg, de heuveld rond Groesbeek, de Eltenberg en het Montferland.

Toendraklimaat

De laatste ijstijd, de Würm-ijsijd, ook wel Weichsel-ijstijd of Wechselien genoemd, (van ongeveer 70.000 tot 10.000 jaar geleden), heeft het reliëf in deze streken niet veel veranderd. Wel daalde de temperatuur weer behoorlijk tot een jaargemiddelde van slechts enkele graden boven nul. Heel West-Europa kende een toendraklimaat zoals dat nu nog bestaat op Groenland en in het noorden van Canada en Siberië. Op de kale, heuvelachtige vlaktes rond het huidige Montferland groeiden slechts korstmossen en enkele taaie grassoorten. Er graasden wolharige neushoorn|coelodontha en reuzenhert|megaceros en kuddes mammoet, steppewisent en rendier. Waarschijnlijk kende deze streek in die periode geen menselijke bewoners.

Holoceen

Met het einde van de laatste ijstijd, dus vanaf ongeveer 10.000 jaar geleden, begon de geologische periode van het holoceen, een periode die nog steeds aan de gang is. In relatief korte tijd steeg de gemiddelde temperatuur en de begroeiing nam weer toe. De heuvels van het Montferland raakten bedekt met zeer uitgestrekte loofbos|loofbomen|loofboom, echte oerbossen nog, waar roofdieren als wolf, beer en lynx |lossen |los leefden. Waterbeheersing bestond er uiteraard nog niet. De Rijn zette, via de rivier de Wildt, inmiddels ook bekend als Wetering, de lagere delen van de streek herhaaldelijk blank. Zo ontstonden er in de lagergelegen gebieden venen en drassige broek- en goorlanden.