Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Indiëdagboek Joseph Berendsen, deel 4 (1949-1950)

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 30 mrt 2016 om 15:45 (Zie ook: cat)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Deze laatste pagina over het dagboek van Joseph Berendsen vertelt hoe zijn bataljon 3-2 RI stap voor stap dichter bij de thuisreis kwam en uiteindelijk op 15 januari 1950 in Nederland terugkeerde. Jammer genoeg heeft hij over deze laatste periode in de tropen nauwelijks foto's, zodat deze pagina wat karig geïllustreerd is.

Wanaradja: de eerste stap op weg naar huis

Die eerste stap was de samentrekking van het hele bataljon in Wanaradja bij Garoet op 19 oktober 1949. Op 24 oktober droeg 3-2 RI zijn bataljonsvak over aan 4-8 RI, en had vanaf die dag geen eigen patrouillegebied meer. Af en toe moest er nog wel een patrouille gelopen worden, maar in feite kon 3-2 RI zich nu gaan voorbereiden op de thuisreis. Geleidelijk aan moesten er uitrustingsstukken ingeleverd worden (op 24 oktober was de pioniersschop als eerste aan de beurt), en werd, tot veler verwondering, het kazerneleven weer ingevoerd. Voor het eerst sinds tijden was er 's morgens en 's avonds weer appèl, werden de sergeant van de week en kamerwachten in ere hersteld, en moest er weer geëxerceerd worden. Er werden zelfs weer, tot nog meer verwondering, theorielessen in krijgstucht en inwendige dienst gegeven.

Die 24e oktober zal Joseph zich niet alleen vanwege de overdracht aan 4-8 RI herinneren, want 's middags raakte hij betrokken bij een verkeersongeluk.


Joseph (rechts) met het bataljonselftal van 3-2 RI. Het verband om zijn knie herinnert nog aan het verkeersongeluk van 24 oktober 1949.

's Middags vertrekken er weer verschillende jongens naar Garoet om souvenirs te kopen. Het is zeer druk in de stad en allerlei dingen vliegen weg. Met z'n drieën zijn we met de jeep gekomen, met de baas. Tegen half vijf vertrekken we weer uit Garoet. Even buiten de stad gebeurt het plotseling. Een AAT-wagen die langs de weg geparkeerd staat, steekt plotseling achteruit de weg over. Van Beek remt uit alle macht, maar kan niet verhinderen dat we op de drietonner slaan. Alles loopt goed af. We lopen met ons drieën lichte verwondingen op. Na eerst even bij de derde Compagnie een noodverband te hebben gelegd, gaan we met ons tweeën, Dirven en ik, naar de derde Hulpverbandplaats voor verdere behandeling. Met een jeep van de derde Compagnie keren we in het kampement terug. De avond wordt niet best, want de wond aan m'n knie wordt erger, de ziekenverpleger moet eraan te pas komen. Op deze avond werd de gevechtsgroep 3-2 RI overgedragen aan 4-8 RI.


Joseph bleef enkele dagen last houden van de wond aan zijn knie.

Het nut van het nieuwe kazerneleven begrepen niet alle soldaten, maar met de exercitie deed iedereen (merkwaardig genoeg?) zijn best. Ze hadden allang niet meer netjes in het gelid gelopen, en dat zou binnenkort toch wel nodig zijn. Al op 16 september was een detachement van 3-2 RI naar Batavia geweest voor de ceremonie waarmee de 7 December-Divisie op het ereveld Menteng Pulo officieel afscheid had genomen van al zijn doden. Van hen lagen er op dat moment bijna vijfhonderd op Menteng Pulo. Nu volgden er nog twee afscheidsparades.

Uit een aflevering van het Kerkblad uit november 1949.

Op vrijdag 11 november 1949 vond in Garoet de afscheidsparade van de 3e Infanteriebrigade plaats (de 7 December-Divisie bestond uit drie infanteriebrigades). Heel 3-2 RI had z'n koper gepoetst en z'n beste uniform aan. Voorafgaande aan de parade reikte brigadecommandant kolonel Lentz de versierselen van Ridder in de Orde van Oranje-Nassau uit aan overste De Jong, commandant van 3-2 RI, en aan dokter Doeleman, bataljonsarts van 3-14 RI. Daarna werden er vier officieren beëdigd, waarna de eigenlijke afscheidsparade volgde. Hieraan werd deelgenomen door alle onderdelen van de brigade.

Op 14 november werd officieel bekendgemaakt dat 3-2 RI op 21 november naar Batavia zou vertrekken in afwachting van inscheping. Het laatste wapenfeit van 3-2 RI in de streek waar het zo lang gelegen had, werd aldus de afscheidsparade op zaterdag 19 november in Garoet. Meteen na de reveille om half zeven stak iedereen zich in parade-uniform, om half acht was er appèl met vlaggenparade en inspectie, waarna het konvooi van Wanaradja naar Garoet reed. Brigadecommandant kolonel Lentz hield een afscheidsrede waarin hij zei dat de opmars naar Tasikmalaja geboekstaafd zal blijven in de geschiedenis. Na een minuut stilte voor de doden hield overste De Jong zijn afscheidsrede, waarna de plechtigheid werd afgesloten met een defilé voor de brigadecommandant en genodigden.

Op 20 november werden alle kisten en koffers al met vrachtwagens naar Batavia gebracht, waarna het bataljon zelf op 21 november op de trein stapte. Nu was er geen ontkomen meer aan: de thuisreis was begonnen.


Vertrek Bataljon 3-2 RI naar Batavia
Een drie kwartier voor het vertrek der trein is er grote drukte op het station te Garoet. Compagniesgewijs worden de rijtuigen bezet. Alles gaat tamelijk ordelijk. Ondertussen komen er steeds meer belangstellenden aan. Oud-militairen van 3-2 RI, en vele belangstellenden om voor het laatst afscheid te nemen. Ik merkte o.a. op Commandanten van diverse onderdelen, Aalmoezeniers, de Pastoor van Garoet, en vele andere. Langzaam verstrijkt de tijd. Iedereen moet instappen. De Bataljonscommandant loopt voor het laatst door de trein. Laatste handen worden gedrukt. En dan met een gejuich zowel van binnen de trein als van de belangstellenden op het perron rijdt langzaam de trein het station uit. De reis naar Batavia, de tweede etappe van onze demobilisatie is begonnen.


Nog ruim een maand wachten in Batavia

Uit een aflevering van het Kerkblad uit december 1949.

Om half acht 's avonds kwam de trein aan op het station van Meester Cornelis in Batavia. Het bivak was al gauw gevonden, waar iedereen na de lange treinreis snel in slaap viel. De volgende dag kwam het bericht: inscheping op 27 december (wat uiteindelijk 24 december werd). Dat betekende dat er nog ruim een maand in Batavia moest worden doorgebracht, en om deze tijd "nuttig" te besteden moest 3-2 RI manschappen leveren voor bewaking van het gebouw van de Legercommandant, generaal Buurman van Vreeden, en van een munitieopslagplaats. Daar was menigeen danig gepikeerd over, maar Joseph maakte het niet zo veel uit, want als oppasser hoefde hij dergelijke wachten niet te lopen.

Op 2 december had Joseph een korte ontmoeting met Felix Ruikes van 3-7 RI, die de volgende dag met de Sibajak naar Nederland zou vertrekken. Op de avond van 7 december volgde nog een ontmoeting met Theo Derksen, die kantinebeheerder was. Dit schepte de voorwaarde om eens goed op het weerzien te drinken, zodat Joseph "een beetje aangeschoten" naar z'n bivak terugging.

Allengs kwam het vertrek steeds dichterbij. Op 9 december moesten de wapens ingeleverd worden, en op 18 december moesten de scheepskisten definitief dichtgetimmerd worden, want ze werden naar de haven gebracht. Twee dagen later nam 3-2 RI op het ereveld Menteng Pulo afscheid van zijn doden.


Het laatste afscheid van 3-2 RI van hun gesneuvelde makkers op Menteng Poelo.
Woensdagmiddag 21 Dec 1949

Het gehele Bataljon stelt zich op in carré bij de graven van onze gesneuvelde makkers. Het wachten is op de Bataljonscommandant. Even over drieën meldt majoor Van de Kam het Bataljon aan overste De Jong. De vlag wordt halfstok gehesen. Dan treedt aalmoezenier Thoen naar voren en spreekt enige woorden, waarna hij een gebed uitspreekt voor de Katholieke militairen. De Dominee verricht dit zelfde voor de Protestantse jongens. De overste neemt dan het woord. Hij moet dit telkens onderbreken om zijn ontroering meester te blijven. Zijn laatste woorden zijn die van de laatste strofe van het Wilhelmus, en dan klinkt van hem voor het laatst:
"Rust zacht, makkers van 3-2 RI"
Vervolgens worden de namen afgelezen van de gesneuvelden, 42 in getal. Kransen worden gelegd. Deputaties van de compagnies doen dit voor hun compagniesmakkers persoonlijk. Dan kan een ieder persoonlijk voor het laatst even langs de graven gaan. Een laatste groet en een gebed. Stil verlaat dan eenieder het ereveld.


De volgende dag herdacht kapitein Drabbe een van de doden nog een allerlaatste keer.


Nog een afscheid. Dit keer neemt de compagnie afscheid van sergeant-majoor V.d. Bol, die hier in Indië blijft. Kapitein Drabbe richt een kort woord tot eerstgenoemde. Hij gaat even terug naar de tijd toen sergeant-majoor Thepass sneuvelde en de Compagnie even ontredderd was. Toen kwam sergeant-majoor V.d. Bol. Hij is het ook die de Compagnie weer terugbracht naar het oude gareel. Kapitein Drabbe bedankte hem namens geheel de Compie voor zijn werk. Met een driewerf hoera eindigden de woorden der Compagniescommandant. Sergeant-majoor V.d. Bol spreekt enige woorden en wenst ons een goede reis en behouden thuiskomst.


De feestavond waarmee 3-2 RI zijn verblijf in Indië op 22 december afsloot, verliep nogal luidruchtig, zodat de bierverstrekking tussentijds even stop werd gezet. Dit mocht echter niet baten, want hoewel de stemming opperbest was, moest het samenzijn op last van de aalmoezenier toch een half uurtje eerder eindigen dan gepland.

Daarna begon voor Joseph en nog een paar man de laatste nacht op Indonesische bodem. 3-2 RI zou op 24 december met de Waterman vanuit Tandjong Priok vertrekken, maar enkele uitverkorenen die waren aangewezen als scheepspolitie, moesten al een dag eerder aan boord zijn. Joseph was dus een van hen. Zij moesten er bij de inscheping op toezien dat iedereen zijn slaapplaats vlot kon vinden, en tijdens de reis hadden zij taken bij de ordehandhaving aan boord.

De thuisreis met de Waterman

Met de Waterman repatrieerden behalve 3-2 RI ook 4-1 AAT (met Reint Welling) en een detachement gemengde onderdelen (met luitenant Van Heek, die herstellende was van zijn verwondingen). Wim Kupers was ook aan boord, maar het is nog onbekend met welk onderdeel. Josephs beschrijving van de afvaart van de Waterman uit Tandjong Priok lijkt sterk op die van de Klipfontein uit Amsterdam in september 1946.


De Waterman, het troepentransportschip waarmee 3-2 RI is gerepatrieerd.

Het loopt tegen vijf uur. Alle bezoekers moeten van boord. En dan is het ogenblik aangebroken dat de Waterman gaat vertrekken. Het Wilhelmus weerklinkt. Het schip maakt zich langzaam los van de kade. Als de laatste tonen van het Wilhelmus zijn weggestorven, klinkt er van boord een luid gejuich, de thuisvaart is begonnen.


Van Tandjong Priok voer de Waterman via de Straat Soenda meteen de Indische Oceaan op. De reis verliep voorspoedig. Er was een sfeervolle kerstviering aan boord. Daags na Kerstmis vond in Amsterdam en Batavia de soevereiniteitsoverdracht plaats, maar op volle zee werd hierover niet gerept. Op 29 december werden de Maldiven gepasseerd en op Nieuwjaarsdag was het eiland Socotra bij het puntje van de Hoorn van Afrika te zien. De avond tevoren hadden de oliebollen niet ontbroken! Op 4 januari, toen Joseph 25 werd, voer de Waterman in de Rode Zee. Hij werd op zeer toepasselijke wijze gefeliciteerd.


Nauwelijks ben ik deze dag boven of van verschillende kanten word ik gefeliciteerd. De plaat Koning Voetbal heeft het peloton uitgekozen, en al vroeg klinkt deze plaat over het schip.


Op 6 januari, tijdens de doorvaart door het Suezkanaal, kwam het bevel het tropenuniform te wisselen voor het winteruniform. Daar had niemand moeite mee, want het begon al flink koud te worden. Niet voor niets moest Joseph op 9 januari in de buurt van Malta opschrijven dat hij verkouden was. De Middellandse Zee was verder rustig, maar op de Atlantische Oceaan kwam de Waterman nog even in zwaar weer terecht. Op 14 januari moest er bij de ingang van het Kanaal langzaam gevaren worden, omdat een van de opvarenden aan zijn blinde darm geopereerd moest worden. Daarna meldde de scheepsomroep dat de Waterman naar verwachting de volgende dag in Rotterdam zou aankomen. Dit bericht werd met gejuich begroet, waarna iedereen aan de grote schoonmaak werd gezet. 's Avonds tijdens het inpakken werd de Noordzee bereikt.

Na drieënhalf jaar weer thuis

Joseph luistert naar de serenade van de Harmonie Crescendo.

Op zondag 15 januari was iedereen als om drie uur 's morgens druk bezig zich voor te bereiden op de debarkatie. Om zes uur liep de Waterman de haven van Rotterdam binnen, en een van de eersten die op de kade werd ontwaard was generaal Dürst Britt, de voormalige commandant van de 7 December-Divisie. Hij werd van alle kanten toegejuicht. Voor de debarkatie kon beginnen, speelde er een militair muziekkorps en allerlei autoriteiten hielden een toespraak. Daarna ging alles heel snel. Men ging van boord en na een paar formaliteiten kon iedereen naar de bus die hem naar huis zou brengen. In de bus naar de Achterhoek heerste een opperbeste stemming, en ook luitenant Van Heek deed vrolijk mee. In Ede stapte de eerste repatriant uit. 's-Heerenberg kwam steeds dichter bij.


Om ongeveer half vier arriveerde de bus op het marktplein, er was een grote drukte, ook al omdat net het lof aanging. Grote vreugde in huiselijke kring, waar alle familie was verzameld.
Mijn zusje zei een prachtig versje op, en het bezoek was niet van de lucht.
's Avonds brachten allereerst de Kajotters een bezoek, kapelaan Carree hield een gloedvolle toespraak.
Even later marcheerde Harmonie Crescendo de Kerkstraat in, en bracht een serenade met medewerking van de Schutterij St. Pancratius.
De buurt Kerkstraat-Walstraat biedt een cadeau aan.
Daarna is er een aubade op het Kasteel Bergh, waaraan deelnemen de beide muziekkoren en de Schutterij. Een grote mensenmassa is hierbij aanwezig. Verschillende toespraken en een vaandelgroet der schutterij.
Dankwoord van Luitenant van Heek, waarna er binnen gelegenheid is om te feliciteren. Tot laat in de avond feest in huiselijke kring.



De volgende dag sloot Joseph zijn dagboek af. Ruim drie jaar lang had hij vrijwel dagelijks zijn belevenissen en gedachten aan het papier toevertrouwd.

Een krantenkop uit een onbekende krant.
Josephs dankwoord in het Kerkblad.

Besluit
En hiermede sluit ik m'n dagboek af, van al het lief en leed in de Rimboe.
Moge het steeds blijven een herinnering en een blijvend bewijs van mijn diensttijd in Indië.

's-Heerenberg 16 Jan 1950

Dpl. Sold. Berendsen J.J.B


Zie ook