Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Knoef, Rudolf

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
Rudolf knoef en zijn vrouw Vemie voor hun smidse en winkel

Rudolf Knoef was smid in Stokkum. Hij werd op 4 december 1898 geboren in Hengelo (Ov.) als zoon van Hendrikus Johannes Knoef, smid, en Engelina Beerlage. Hij trouwde op 5 juni 1930 in Hengelo (Ov.) met Euphemia Peters, typiste, geboren op 30 april 1903 in Hengelo (Ov.) als dochter van Ernest Marinus Stephanus Peters en Josephina Willemina Geziena Arens.

Al voor zijn huwelijk had hij zich als smid gevestigd in het grote witte huis aan de Eltenseweg op de hoek met de Rozenkampsweg, recht tegenover de fietsenstalling van het voetbalveld 't Broek. De eerste smid op dit adres was ene Oosterhout, daarna kwam Bernard Gerritsen uit Beek en daarna Rudolf Knoef met zijn echtgenote Vemie. Toen Knoef met pensioen ging kwam Slot, de laatste dorpssmid. Daarna werd de zaak als koperslagerij door Hein Gertsen in gebruik genomen. Tegenwoordig is het pand een woonhuis.

Hier volgen enkele herinneringen uit de tijd van Rudolf Knoef als smid in Stokkum. Hij was een grote, brede man en ontzettend sterk. Vemie, zijn vrouw, had altijd iets "voornaams" over zich. Op de foto hiernaast staan ze links voor de oude werkplaats. Men ziet een rol gaas en er staat een cultivator, die gerepareerd moet worden. De foto zal uit de jaren vijftig zijn. Onder de leilinde staat een hoefstal, waarin lastige paarden beslagen werden, ofwel van hoefijzers voorzien. Oudere Stokkummers herinneren zich nog dat, als het dier maar iets bewoog onder het beslaan, Knoef zo kwaad werd, dat hij helemaal rood werd. Hij begon dan te schelden en te tieren en het paard met de hamer voor de kop te zwaaien, alsof hij het dier dood wilde slaan, al deed hij dat natuurlijk niet.

In de smederij werkte Knoef nog echt op de ouderwetse manier. In het vuur werden de hoefijzers door middel van een blaasbalg en cokes tot een hoogrode gloed gebracht. De vonken knetterden dan rond. Alles was zwart beroet. In de werkplaats lag een grote hoop oud ijzer, overal hingen aan spijkers hoefijzers. Voor de kleine ramen zaten dikke spinnenwebben. Eén keer in het jaar, op Goede Vrijdag, werd alles schoongemaakt. Dan moesten hamers, spijkers en nijptangen weg, want dat was de traditie. Met dergelijke attributen was Jezus immers aan het kruis geslagen. In de stenen vloer van de werkplaats zat een rond gat. Daarin werd de naaf van een rad gelegd, als er een ijzeren hoepel omheen gelegd moest worden. Later werd in dat gat een paal gezet, waarop het aambeeld stond. De wagens hadden immers allemaal rubberen banden gekregen.

In 1958 werd er in de Suitbertuskerkvoor 1200 gulden een oliekachel geïnstalleerd. Knoef liet toen weten dat hij dat goedkoper had kunnen doen. Om hem tegemoet te komen werd toen besloten dat hij provisie kreeg over de stookolie voor de kerk en de school. De olie werd geleverd door de firma Strijbosch in Didam.

Rechts naast de smidse runde Vemie Knoef de winkel, waar ze allerlei klein spul verkocht. Solutie om een fietsband te plakken, batterijen voor een zaklamp, potjes en pannetjes, papier, potloden, etc. Vemie was een eersteklas winkeljuffrouw. Als men in de winkel kwam, kwam ze op haar slofjes langzaam van achteren. "Zo jongen, wat mag het wezen?" vroeg ze dat met zo'n zachte stem, in het Hollands. Verkopen kon ze goed. Ze praatte zolang, dat je wel iets moest kopen. Streekhistoricus Henk Harmsen uit Stokkum kwam eens een keer voor een paar snelbinders. Maar die waren niet voorradig. Waarop Vemie zei: "Als je een fietstas koopt, kun je er veel meer instoppen, dan dat je onder de snelbinders kunt houden". Henk kwam dus thuis met een fietstas.

Rudolf Knoef, ook wel kortweg Ruud genoemd, was halve dagen druk met het rondbrengen van blauwe flessen butagas. Met een oude fietsband had hij de fles achter op zijn solex gebonden, en daar reed hij dan mee naar zijn klanten. Acht of negen gulden kostte zo'n gasfles, voor het aansluiten rekende hij één gulden. De oude, lege fles nam hij dan mee terug. Op de terugweg ging Knoef dan meestal even bij De Pluum of bij Janneman aan.

Smid Knoef moest overal verstand van hebben, zelfs van elektriciteit. Hij kreeg van alles van de Stokkumers om te repareren. Hij was ook koorzanger bij het mannenkoor.

Met de smederij verdween weer een stukje bedrijvigheid uit het dorpsleven van Stokkum.