Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Herman Frederik van den Bergh

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 4 jun 2022 om 11:12 (Bronnen: cat)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Graaf Hendriks enige erfgenaam

Herman Frederik van den Bergh was de buitenechtelijke zoon van graaf Hendrik van den Bergh en een onbekende vrouw. Hij kwam in of omstreeks 1600 ter wereld, maar zijn precieze geboortedatum en -plaats zijn niet bekend. Kort voor of na hem werd zijn zus (of halfzus) Anna Maria geboren. Zijn vader Hendrik heeft de identiteit van deze onbekende vrouw (of vrouwen) nooit willen onthullen. Meer rond de speculaties over wie zijn ouders waren is te lezen op de pagina van gravin Anna.

Herman Frederik was de enige zoon van graaf Hendrik die volwassen is geworden. Hij had geen broers, en zijn enige halfbroer Hendrik Oswald was rond 1622 al als kind overleden.

Behalve graaf van Bergh was Herman Frederik heer van de heerlijkheden Stevensweert (dat ook Ohé en Laak omvatte), Rutten, Nederheim en Peen. Hij wordt ook vermeld als heer van Ghoor, een titel die hij van zijn stiefmoeder Hiëronyma Catharina van Spaur-Flavon moet hebben geërfd, maar de heerlijkheid Ghoor wordt net als Meijel, en Pol en Panheel (waarvan zij stiefmoeder ook vrouwe was) niet beschouwd als Berghse bezitting.

Herman Frederik werd net als zijn vader militair en nam in 1629 als overste-kolonel dienst in het Spaanse leger. Hij was toen gelegerd in Roermond. In 1641 liep hij over naar het leger van de Republiek der Verenigde Nederlanden.

In Roermond zal hij zijn toekomstige echtgenote Josina Judoca Walburgis van Löwenstein-Wertheim-Rochefort hebben leren kennen. Zij was stiftsdame in het naburige Stift Thorn. Haar roepnaam was waarschijnlijk Walburg. Geboren in 1615 in Rochefort in de Ardennen was zij een stuk jonger dan Herman Frederik, maar op 16 december 1632 trouwde hij in Stevensweert in besloten kring met haar. Behalve de pastoor waren alleen enkele getuigen bij de plechtigheid aanwezig. Deze geheimzinnigheid had te maken met het feit Walburg, ondanks haar jeugdige leeftijd en tegen haar zin, in het jaar daarvoor abdis was geworden van het Stift Thorn. In 1627 was zij daar met een jongere zus Dorothea Catharina als kanonesse ingetreden. Na haar huwelijk keerde zij terug naar Thorn, maar nadat haar vader een jaar later van het huwelijk hoorde, heeft hij haar vier jaar lang in een klooster in Rochefort gevangengehouden. Na vier jaar lukte het haar door een list te ontsnappen en terug te keren naar Herman Frederik, die in de tussentijd in Engeland en Italië was geweest.

Het huwelijk van Herman Frederik en Wallburg is kinderloos gebleven. Zij woonden afwisselend op Kasteel Ter Aa in Berlicum bij Den Bosch en op Kasteel Walburg in de heerlijkheid Stevensweert. Laatstgenoemd kasteel heeft Herman Frederik voor zijn vrouw laten bouwen, nadat hij het kasteel in Stevensweert in 1633 aan Spaanse troepen had moeten prijsgeven. Het echtpaar was ook vaak in Maastricht en Aken. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat Herman Frederik, voor of na zijn huwelijk, ooit in Bergh is geweest.

De hagemunt in Stevensweert

Een daalder (= 30 stuivers) met het portret van Herman Frederik van den Bergh in 1627 geslagen in de hagemunt van Stevensweert. Rond het portret staat HERMAN FRIDERICUS COMES DE MONTE, Herman Frederik graaf van Bergh. Op de keerzijde staan het wapen van de graven van Bergh en de tekst DOMINUS INSULI SANC STEPHANI, heer van Stevensweert

De graven van Bergh bezaten het muntrecht in 's-Heerenberg, Dieren en Hedel. Graaf Herman Frederiks oudoom Frederik heeft de Hedelse munt vanaf 1577 enige tijd als hagemunt in bedrijf gehad. Een hagemunt was een munthuis waar uit winstbejag munten van slechte kwaliteit of nagemaakte munten werden geslagen.

Omstreeks 1581 werd de Hedelse munt verplaatst naar Stevensweert. Al na korte tijd werd de muntslag daar gestopt tot graaf Herman Frederiks vader Hendrik daar weer met hagemunterij begon. Graaf Hendrik droeg de heerlijkheid in 1618 over aan zijn zoon Herman Frederik, maar hield de munt tot 1626 in eigen hand. Toen graaf Herman Frederik het beheer in handen kreeg, werd Stevensweert nog meer een hagemunt dan het al was. Zo werden er duiten geslagen met het opschrift SST INSV LA, wat staat voor Sancti Stephani Insula, een Latijnse benaming voor Stevensweert. Deze afkorting lijkt veel op TRANS ISVLA NIA ofwel Overijssel, zodat de munten gemakkelijk voor de gangbaardere Overijsselse duiten konden doorgaan.

Toen Stevensweert in 1632 in handen van de Republiek viel, werd de munt gesloten. Het jaar daarop viel de heerlijkheid weer in Spaanse handen, maar hoewel graaf Herman Frederik tot zijn dood in 1669 heer van Stevensweert bleef, werd de munt nooit meer geopend.

Er bestaan geen schilderijen of tekeningen Herman Frederik, zodat zijn portret op de Stevenweertse munten de enige afbeelding is die er van hem bewaard is gebleven. Daarnaast is er het beeld van hem op zijn praalgraf in Maastricht.

Zijn praalgraf in Maastricht

Het praalgraf van Herman Frederik van den Bergh en zijn vrouw in de
Sint-Servaaskerk in Maastricht
Detail van de beelden van Herman Frederik en zijn vrouw.

In 1663 liet Herman Frederik bij testament vastleggen dat hij begraven wilde worden in de plaats waar hij zou overlijden. Op 4 januari 1669 nam hij contact op met de Maastrichtse beeldhouwer Jan de Boussier over de uitvoering van zijn grafmonument. De Boussiers naam komt ook voor als Johan (of Joannes) Bouchier (zonder de). Hij zou voor zijn werk 1800 rijksdaalders betaald krijgen; waarvan 600 ineens en de rest al naargelang hij opschoot.

Het contract, waaraan een tekening was bijgevoegd, beschreef de vier onderdelen van het praalgraf.

  • Het begon met een beschrijving van de wapenschilden die op het praalgraf moesten worden aangebracht. Dit illustreert het belang dat aan deze heraldieke elementen werd gehecht. Op de top van het praalgraf moest een gecombineerd wapenschild komen met de wapens van de graven van Bergh en van de graven van Löwenstein-Wertheim-Rochefort, bedekt met een rangkroon zoals de graven van Bergh die gebruikten. Op de kroon zit een putto; een treurende kinderfiguur, zoals die bijvoorbeeld ook op het grafmonument voor graaf Oswald III en zijn vrouw in Boxmeer zit. Aan weerzijden van dit wapenschild kwam nog een putto; links met het wapen van Bergh, rechts met het wapen van Löwenstein.
  • Een vrijstaande graftombe, waarin Herman Frederik en later ook zijn vrouw zouden worden begraven. Op het deksel moesten beelden komen van Herman Frederik en zijn vrouw in knielende houding, gehouwen uit wit Italiaans marmer. In de uiteindelijke uitvoering zijn zij echter niet knielend maar liggend afgebeeld, en niet in marmer, maar in albast vervaardigd. Albast is een goedkopere en zachtere steensoort dan marmer. De gestorven Herman Frederik ligt in militair uniform zoals zij vader dat ook droeg, plat op zijn rug. Achter hem ligt de nog levende Walburg, die zich iets opricht en over haar man heen naar de toeschouwer kijkt. Een nadere beschrijving van deze compositie is te lezen op Walburgs pagina.
  • Een barokke ombouw in de vorm van een halfronde nis uitgevoerd in wit en zwart Italiaans marmer, 24 à 25 voet hoog en 13 à 14 voet breed, het geheel gedekt door een fronton met daarop de al genoemde putti met hun wapenschilden. Links van de nis moest een allegorisch beeld komen van 6½ voet hoog, voorstellende de Sterkte, en rechts eenzelfde beeld voorstellende de Hoop. Sterkte en Hoop waren (blijkbaar) karaktereigenschappen die Herman Frederik te zijner nagedachtenis wilde laten voortleven. Ook deze beelden moesten uit wit Italiaans marmer worden gehouwen, maar zijn in albast uitgevoerd.
  • Een plaquette met een inscriptie. De oorspronkelijke plaquette zal alleen Herman Frederik hebben vermeld, maar de huidige plaquette op de zijkant van de graftombe vermeld – uiteraard – ook Walburg, en wel met de voornamen Judoca Walburgis.
Herman Frederik plaquette praalgraf.jpg

MAUSOLEUM
VAN DE EDELE Heer Herman Frederik Graaf van Bergh,
's-Heerenberg in Kleef enz. Die stierf op 29 maart 1669,
en de Edele Vrouwe Judoca Walburgis Gravin van Leeuwenstein,
Rochefort enz. – weduwe van voornoemde, die overleed op 25 december 1683.

Wie gij ook zijt, die de dood zal treffen, het lot zal op u vallen,
zeker weten, zo'n lot blijft bestaan:
Koning, prins, rechter, heer, slaaf, ellendig, ziek,
Wie je maar wilt, we zijn stof en schaduw.

De vermelding van s'Heerenberg in Cliviâ ofwel 's-Heerenberg in Kleef wijst erop dat de maker van de plaquette niet goed was ingelicht, want 's-Heerenberg heeft nooit in (het hertogdom) Kleef gelegen. De schrijfwijze "Cliviâ" dient voor het overige grammaticaal als "Cliviam" gelezen te worden. Verder is deze Latijnse tekst niet de oorspronkelijke, want een beschrijving uit 1731 (48 jaar na Walburgs dood) vermeldt een Nederlandstalige tekst. Mogelijk was die er tot 1805 te lezen, toen de Dominicanenkerk werd gesloten en het praalgraf naar de Sint Servaaskerk werd overgebracht. Daar is het nu nog steeds te zien. De Nederlandstalige tekst luidde:

D.O.M.
Den hoog welgeboren heere
heere Herman Frederick Grave totten Bergh
vryheer tot S. Stevensweert, Ohe Laeck,
Rutten, Nederhem, Peen etc. gestorven den 31 Meert
anno 1669
Die hoog welgeboren vrouwe
Mevrouwe Josina Leeuwensteyn
Roschefort Wertheym etc.
gestorven den 23 December anno 1683.

De afkorting D.O.M staat voor Deo Optimo (et) Maximo: aan de opperste grootste God. De tekst vermeldt de plaatsen waarvan Herman Frederik (vrij)heer was. Opvallende verschillen met de Latijnse tekst zijn het gebruik van Walburgs eerste voornaam Josina en als datum van haar overlijden 23 december in plaats van 25 december.

Het praalgraf werd geplaatst in de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van de Heilige Rozenkrans, links van het hoofdaltaar in de Dominicankerk in Maastricht. Hier werd Herman Frederik begraven. Zijn vrouw volgde hem na haar overlijden op 25 (of 23) december 1683.

Het gebrandschilderde raam in Boxmeer

Het gebrandschilderde raam dat graaf Herman Frederik en zijn vrouw hebben geschonken aan het karmelietenklooster in Boxmeer

Graaf Herman Frederik en zijn vrouw hebben in 1684 een van de gebrandschilderde ramen in het karmelietenklooster in Boxmeer geschonken. Ook de ramen van Oswald III van den Bergh, Maria Elisabeth van den Bergh, Maria Clara van den Bergh en haar man Maximiliaan van Hohenzollern-Sigmaringen, en Elisabeth Catharina van den Bergh en haar zwager Bernhard van Sayn-Wittgenstein – en mogelijk een of meer van de ongedateerde ramen – zijn in 1684 geplaatst. Wellicht zijn ze geschonken op aansporing van graaf Oswald, die toen heer van Boxmeer was.

Het raam is gewijd aan de profeet Elia, die samen met zijn opvolger Elisa (zie het raam van Karel Anton Frederik van Hohenzollern) wordt gezien als de grondlegger van de karmelietenorde. Elia is afgebeeld met een vlammend zwaard, dat ontleend is aan de Bijbelverzen 1 Koningen 19:10 en 19:14, waarin hij zegt: "Ik heb vurig geijverd voor Jahwe." Dit is, vertaald in het Latijn, het motto van de karmelietenorde: Zelo zelatus sum pro Domino Deo exercituum.

Het wapen bovenin het raam, gedekt met een markiezenkroon, is van de graven van Löwenstein en verwijst dus naar de familie van graaf Herman Frederiks vrouw Josina Judoca Walburgis van Löwenstein-Wertheim-Rochefort. Wellicht is het geld voor de schenking van haar kant gekomen.

Bronnen