Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Leeuw, Gerardus van der

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Predikant in 's-Heerenberg

LEEUWG.jpg

Gerardus van der Leeuw was van 1916 tot 1918 predikant in 's-Heerenberg. Hij was de opvolger van dominee Van der Horst.

Van der Leeuw werd op 18 maart 1890 geboren in Den Haag als zoon van Gerardus van der Leeuw en Elisabeth Antoinette Nelck. Hij bezocht in zijn geboorteplaats het Gymnasium Haganum en studeerde daarna van 1908 tot 1913 theologie aan de Rijksuniversiteit Leiden. Naast de vakken godsdienstgeschiedenis en algemene godsdienstwetenschap volgde hij er een cursus Oudegyptisch. Na zijn doctoraalexamen ging hij naar Duitsland, waar hij in Berlijn een semester egyptologie studeerde en vervolgens in Göttingen een semester theologie en godsdienstgeschiedenis. Toen in de zomer van 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, keerde hij terug naar Nederland om zijn proefschrift Godsvoorstellingen in de oud-Aegyptische pyramidetexten te schrijven. Hierop promoveerde hij op 15 maart 1916.

Zes weken later, op 27 april 1916, trouwde hij in Den Haag met Anna Catharina Snoeck Henkemans, geboren aldaar op 1 juni 1890 als dochter van Johan Reinhardt Snoeck Henkemans en Anna Maria van den Bergh. Uit dit huwelijk werden tussen 1919 en 1925 drie zoons geboren.

Kort na het huwelijk, op 15 mei, hield Van der Leeuw zijn intreerede in 's-Heerenberg. Daar woonde hij met zijn vrouw in de hervormde pastorie, de villa Kattenburg. Naast zijn werkzaamheden in 's-Heerenberg bediende hij ook de Nederlands Hervormde gemeente in Emmerik. Daarmee zette hij een taak voort die zijn voorganger Van der Horst was begonnen. Verder gaf hij Hebreeuwse les aan het gymnasium in Doetinchem.

Zijn verblijf in 's-Heerenberg was maar kort. Al in juni 1918 vertrok hij naar Groningen, waar hij was benoemd tot hoogleraar aan de theologische faculteit van de universiteit aldaar. Hij werd opgevolgd door dominee Zeydner. Aldus is 's-Heerenberg de enige plaats waar Van der Leeuw predikant is geweest. Hij is er ten minste twee keer terug geweest. Op 27 april 1919 hield hij een feestrede bij de oprichting van Bergh Opwaerts. Op 26 december 1926 leidde hij de inwijdingsdienst ter gelegenheid van de ingebruikname van de gerestaureerde hervormde kerk.

Hoogleraar voor de oorlog

In Groningen ontwikkelde Van der Leeuw zich tot de gezaghebbendste godsdienstwetenschapper van zijn generatie. Zijn vakgebied betreft de wetenschappelijke studie van religies en religieuze verschijnselen. Anders dan in de theologie gebeurt dit niet door de Bijbel en andere historische teksten vanuit een gelovig perspectief te bestuderen. Van der Leeuw ontwikkelde een eigen methode, de fenomenologie van de godsdienst, waarmee hij door beschrijvend onderzoek probeerde te komen tot inzicht in het ontstaan, de functie en de betekenis van religies. Onder zijn indrukwekkende aantal publicaties is de belangrijkste dan ook zijn Phänomenologie der Religion, een standaardwerk van 669 bladzijden over de godsdienstwetenschap dat in 1933 in Tübingen werd uitgegeven. Hiermee vestigde Van der Leeuw definitief zijn reputatie. Het boek werd vertaald in het Engels, Frans, Italiaans, Pools en Spaans en verscheidene malen herdrukt.

Van der Leeuw zette zich in voor vernieuwingen binnen de Nederlands Hervormde Kerk en was voorstander van oecumenische samenwerking met de rooms-katholieken. Het nationaalsocialisme en ook het communisme wees hij nadrukkelijk af. Tijdens de oorlog heeft hij, zoals de meeste van zijn collega's, doorgewerkt tot dit in 1943 onmogelijk werd. In de resterende bezettingsjaren heeft hij voor het toenmalige departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming op verzoek nog wel enkele wetenschappelijke manuscripten beoordeeld; iets dat hem achteraf als te nauw samenwerken met de bezetter kan worden verweten.

Minister en hoogleraar na de oorlog

Direct na de bevrijding verscheen zijn Balans van Nederland, waarin hij de verzuiling in Nederland scherp veroordeelde. Met zijn vooruitstrevende denkbeelden trok hij de aandacht die hem in juni 1945 de post opleverde van minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in het kabinet-Schermerhorn-Drees, het eerste naoorlogse kabinet. Hij was een overtuigd voorstander van een sturend overheidsbeleid bij het bevorderen van kunsten en wetenschappen en het opvoeden van de bevolking in christelijke zin. Alle onderwijs moest volgens hem openbaar en christelijk zijn, maar dan in oecumenische zin. Verder dag hij één nationale omroep en één nationaal federatief verband van kunstenaars. Helaas heeft hij zijn plannen niet kunnen verwezenlijken. In mei 1946 werden de eerste naoorlogse verkiezingen gehouden, waarna hij niet terugkwam in het nieuwe kabinet. Zijn opvolger draaide alle vernieuwingen die hij in gang had gezet, weer terug. Dit heeft niet kunnen verhinderen Van der Leeuws werkzaamheden als minister vaak worden gekarakteriseerd als "magistraal" en "legendarisch".

Tegelijk met het afbreken van zijn ministerschap en het tegengestelde beleid van zijn opvolger, kreeg Van der Leeuw de dood van zijn vrouw te verwerken. Zij overleed in mei 1946 aan kanker. Daarna werd bij hem een chronische nierziekte vastgesteld. Ondanks zijn verslechterende gezondheid, keerde hij terug naar Groningen en maakte een aantal wetenschappelijke reizen naar Zuid-Afrika, de Verenigde Staten en Zwitserland. Op 18 november 1950 overleed hij in het Academisch Ziekenhuis in Utrecht. Hij is zestig jaar oud geworden.

Eerbetoon

Er zijn twee straten naar hem vernoemd: de Professor van der Leeuwstraat in 's-Heerenberg en de Van der Leeuwstraat in Hoogezand (Groningen).

In 1983 werd in Groningen de Stichting Van der Leeuw-lezing opgericht, een samenwerkingsverband van de provincie Groningen, de gemeente Groningen, de Rijksuniversiteit Groningen, de Volkskrant, de Hanzehogeschool Groningen, de Stichting Martinikerk Groningen en het Universitair Medisch Centrum Groningen. Als belangrijkste activiteit organiseert de stichting jaarlijks de Van der Leeuw-lezing in de Martinikerk in Groningen.

Bronnen