Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Kerpen, Lucia van: verschil tussen versies
(Aanvulling uit Necrologium) |
k (→Haar testament: Veronica van Limburg Stirum) |
||
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
== Abdis Lucia == | == Abdis Lucia == | ||
'''Lucia van Kerpen''' was veertig jaar lang, van 12 december [[1402]] tot haar overlijden op 2 januari [[1443]], abdis van het [[Stift Elten]]. Zij was de opvolgster van [[Holzate, Elza van|Elza van Holzate]]. Na haar dood werd op 26 maart 1443 haar opvolgster [[Bronckhorst, Agnes van|Agnes van Bronckhorst]] gekozen. | '''Lucia van Kerpen''' was veertig jaar lang, van 12 december [[1402]] tot haar overlijden op 2 januari [[1443]], abdis van het [[Stift Elten]]. Zij was de opvolgster van [[Holzate, Elza van|Elza van Holzate]]. Na haar dood werd op 26 maart 1443 haar opvolgster [[Bronckhorst, Agnes van|Agnes van Bronckhorst]] gekozen. | ||
+ | |||
+ | In [[1432]] bevestigden in totaal 32 bierbrouwers in het gebied van Elten aan haar en [[Willem II van den Bergh|heer Willem II]] ''gruitgeld'' te zullen betalen. Dit gebeurde op grond van het Eltense [[gruitrecht]], waarvan haar voorgangsters abdis Elza in [[1400]] de helft aan heer Willem had verkocht. Het tarief was 1 oude Vlaamse groot per harington hopbier en per vat geïmporteerd bier. Beide bieren waren hopbier, maar de accijns werd nog wel ''gruitgeld'' genoemd. De groot was destijds een muntsoort, waarvan een voorbeeld staat op de pagina van [[Adam III van den Bergh|heer Adam III]]. In [[1436]] werd voor deze regeling een nieuwe overeenkomst gesloten. | ||
Als rijksstift was het Stift Elten alleen verantwoording verschuldigd aan de Duitse keizer en kon zelf zijn abdissen kiezen. Toch heeft hertog Reinoud IV van [[Gelderland|Gelre]] zich in 1402 na het overlijden van abdis Elza van Holzate met de opvolging bemoeid. Zijn voorganger Reinoud III had ook al geprobeerd invloed op het bestuur van het stift te krijgen, waarop de toenmalige abdis [[Ermgard van den Bergh]] in [[1357]] in een open brief had verklaard dat de Gelderse hertog niets in de vrije heerlijkheid Elten te zoeken had. Een halve eeuw later hadden die woorden hun kracht verloren, want in een akte van 19 november 1402 is te lezen hoe Reinoud IV het stift aan de kosteres ''Lucie van Carpen'' geeft, "gelijk zijn voorvaderen dat vanouds gedaan hebben". | Als rijksstift was het Stift Elten alleen verantwoording verschuldigd aan de Duitse keizer en kon zelf zijn abdissen kiezen. Toch heeft hertog Reinoud IV van [[Gelderland|Gelre]] zich in 1402 na het overlijden van abdis Elza van Holzate met de opvolging bemoeid. Zijn voorganger Reinoud III had ook al geprobeerd invloed op het bestuur van het stift te krijgen, waarop de toenmalige abdis [[Ermgard van den Bergh]] in [[1357]] in een open brief had verklaard dat de Gelderse hertog niets in de vrije heerlijkheid Elten te zoeken had. Een halve eeuw later hadden die woorden hun kracht verloren, want in een akte van 19 november 1402 is te lezen hoe Reinoud IV het stift aan de kosteres ''Lucie van Carpen'' geeft, "gelijk zijn voorvaderen dat vanouds gedaan hebben". | ||
Regel 10: | Regel 12: | ||
---- | ---- | ||
== Haar testament == | == Haar testament == | ||
− | Het testament van Lucia van Kerpen is ingeschreven op de eerste bladzijden van het [[Necrologium van Elten]] vóór het eigenlijke dodenregister. De tekst volgt hieronder. In het dodenregister is haar overlijden pas later | + | Het testament van Lucia van Kerpen is ingeschreven op de eerste bladzijden van het [[Necrologium van Elten]] vóór het eigenlijke dodenregister. Daarnaast zijn de testamenten van haar voorgangster abdis Elza van Kerpen en van kosteres [[Limburg Stirum, Veronica van|Veronica van Limburg Stirum]] bijhet Necrologium gevoegd. De tekst van abids Lucia's testament volgt hieronder. In het dodenregister is haar overlijden pas later ingevuld met een verwijzing naar het testament op de eerste bladzijden. Deze zin luidt: |
::''[Obiit] Anno 1443 Domina Lucia de Kerpen Abbatissa huius Ecclesiae Et memoria eius crastina die celebrabitur prout superius in precedenti folio notatum est. | ::''[Obiit] Anno 1443 Domina Lucia de Kerpen Abbatissa huius Ecclesiae Et memoria eius crastina die celebrabitur prout superius in precedenti folio notatum est. | ||
− | Het testament gaat vooral over de wijze waarop zij herdacht moest worden. Zij bepaalde dat dit twaalf keer per jaar moest gebeuren. Tijdens de wakes (vigiliën) en de missen moest er een tapijt met haar familiewapen over haar graf gelegd worden en er moesten achttien kaarsen van een half pond was gebrand worden. | + | Het testament gaat vooral over de wijze waarop zij herdacht moest worden. Zij bepaalde dat dit twaalf keer per jaar moest gebeuren. Tijdens de wakes (vigiliën) en de missen moest er een tapijt met haar familiewapen over haar graf gelegd worden en er moesten achttien kaarsen van een half pond was gebrand worden. In elk van de vier hoeken (''op den hornynghen''; "hornink" is een Middelnederduits woord voor hoek) moest een kaars van een heel pond branden. Voor de gewichtsmaat wordt in het testament niet het woord pond gebruikt, maar het verouderde symbool ℔. Tijdens de diensten moesten commendatiën gebeden of gezongen worden. Dit zijn gebeden of gezangen waarmee een overledene aan God wordt opgedragen. Wie te laat kwam, mocht de mis niet meer bijwonen. Als stipendia voor de misintenties worden 1 oude schild en 1 butken (botje) genoemd; beide zijn oude muntsoorten. |
Voorts bepaalt het testament de pacht voor twee goederen die abdis Lucia op de Veluwe bezat. Voor het ene moest zestien Rijnse gulden betaald worden, voor het andere twaalf Beijerse gulden. | Voorts bepaalt het testament de pacht voor twee goederen die abdis Lucia op de Veluwe bezat. Voor het ene moest zestien Rijnse gulden betaald worden, voor het andere twaalf Beijerse gulden. | ||
Regel 28: | Regel 30: | ||
<br></div> | <br></div> | ||
---- | ---- | ||
+ | |||
== Familieleden == | == Familieleden == | ||
Abdis Lucia was een telg uit een adellijk geslacht dat stamt uit Kerpen in het Rijnland. Het Necrologium noemt nog een aantal bewoonsters van het Stift Elten met de naam Van Kerpen. Het jaar van overlijden is niet altijd vermeld. | Abdis Lucia was een telg uit een adellijk geslacht dat stamt uit Kerpen in het Rijnland. Het Necrologium noemt nog een aantal bewoonsters van het Stift Elten met de naam Van Kerpen. Het jaar van overlijden is niet altijd vermeld. | ||
Regel 38: | Regel 41: | ||
==Bronnen== | ==Bronnen== | ||
+ | *[[Archief Huis Bergh]], regesten 429, 430 en 462 | ||
*Op [http://books.google.com Google Books]: | *Op [http://books.google.com Google Books]: | ||
− | **''Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, medegedeeld uit het onuitgegeven oorspronkelijk handschrift, benevens ene geschiedenis der Abdij'', N.C. Kist; Leiden (1853), blz. 56, 61, 105–107, 187 | + | **''Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, medegedeeld uit het onuitgegeven oorspronkelijk handschrift, benevens ene geschiedenis der Abdij'', N.C. Kist; Leiden (1853), blz. 56, 61, 105–107, 187, 196–198 |
**''Historie ofte beschryving van 't Utrechtse bisdom'', door H. V. R. [alleen initialen vermeld], deel III, Leiden (1719), blz. 348 (Google Books) | **''Historie ofte beschryving van 't Utrechtse bisdom'', door H. V. R. [alleen initialen vermeld], deel III, Leiden (1719), blz. 348 (Google Books) | ||
*''Akten betreffende Gelre en Zutphen 1400–1404 uit het staatsarchief te Dusseldorp'', register B No. 25, P.N. van Doorninck, Haarlem (1901), blz. 134–135 ([http://www.delpher.nl Delpher Boeken]) | *''Akten betreffende Gelre en Zutphen 1400–1404 uit het staatsarchief te Dusseldorp'', register B No. 25, P.N. van Doorninck, Haarlem (1901), blz. 134–135 ([http://www.delpher.nl Delpher Boeken]) | ||
+ | *[http://www.archive.nrw.de ''Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland''] ''Urkunden AA 0231 120.68.01-02 Stift Elten, Urkunde'' 1b (1402–1475) | ||
− | [[Categorie:Stift Elten]] | + | [[Categorie:Abdissen Stift Elten]] [[Categorie:Necrologium van Elten]] |
Huidige versie van 27 jun 2019 om 13:40
Abdis Lucia
Lucia van Kerpen was veertig jaar lang, van 12 december 1402 tot haar overlijden op 2 januari 1443, abdis van het Stift Elten. Zij was de opvolgster van Elza van Holzate. Na haar dood werd op 26 maart 1443 haar opvolgster Agnes van Bronckhorst gekozen.
In 1432 bevestigden in totaal 32 bierbrouwers in het gebied van Elten aan haar en heer Willem II gruitgeld te zullen betalen. Dit gebeurde op grond van het Eltense gruitrecht, waarvan haar voorgangsters abdis Elza in 1400 de helft aan heer Willem had verkocht. Het tarief was 1 oude Vlaamse groot per harington hopbier en per vat geïmporteerd bier. Beide bieren waren hopbier, maar de accijns werd nog wel gruitgeld genoemd. De groot was destijds een muntsoort, waarvan een voorbeeld staat op de pagina van heer Adam III. In 1436 werd voor deze regeling een nieuwe overeenkomst gesloten.
Als rijksstift was het Stift Elten alleen verantwoording verschuldigd aan de Duitse keizer en kon zelf zijn abdissen kiezen. Toch heeft hertog Reinoud IV van Gelre zich in 1402 na het overlijden van abdis Elza van Holzate met de opvolging bemoeid. Zijn voorganger Reinoud III had ook al geprobeerd invloed op het bestuur van het stift te krijgen, waarop de toenmalige abdis Ermgard van den Bergh in 1357 in een open brief had verklaard dat de Gelderse hertog niets in de vrije heerlijkheid Elten te zoeken had. Een halve eeuw later hadden die woorden hun kracht verloren, want in een akte van 19 november 1402 is te lezen hoe Reinoud IV het stift aan de kosteres Lucie van Carpen geeft, "gelijk zijn voorvaderen dat vanouds gedaan hebben".
- … soe syn wy onderwyst van den selven onsen vrienden van onsen raide dat die edele onse lieve nychte Lucie van Carpen, costers des voerscreven gaitzhuse, nutte ende orberlich sy dat selve cloister te regieren ende te verwaeren als seyn abdisse. Hieromme zo hebben wy der voerscreven onser nychten Lucien van Carpen die voerscreven abdye gegeven ende gheven mit desen onsen brieve ende allet dat wy hoer daer thoe gheven ende gonnen moigen an hoer gekeert gelych als onse voervaideren dat van alds gedaen hebben.
Haar testament
Het testament van Lucia van Kerpen is ingeschreven op de eerste bladzijden van het Necrologium van Elten vóór het eigenlijke dodenregister. Daarnaast zijn de testamenten van haar voorgangster abdis Elza van Kerpen en van kosteres Veronica van Limburg Stirum bijhet Necrologium gevoegd. De tekst van abids Lucia's testament volgt hieronder. In het dodenregister is haar overlijden pas later ingevuld met een verwijzing naar het testament op de eerste bladzijden. Deze zin luidt:
- [Obiit] Anno 1443 Domina Lucia de Kerpen Abbatissa huius Ecclesiae Et memoria eius crastina die celebrabitur prout superius in precedenti folio notatum est.
Het testament gaat vooral over de wijze waarop zij herdacht moest worden. Zij bepaalde dat dit twaalf keer per jaar moest gebeuren. Tijdens de wakes (vigiliën) en de missen moest er een tapijt met haar familiewapen over haar graf gelegd worden en er moesten achttien kaarsen van een half pond was gebrand worden. In elk van de vier hoeken (op den hornynghen; "hornink" is een Middelnederduits woord voor hoek) moest een kaars van een heel pond branden. Voor de gewichtsmaat wordt in het testament niet het woord pond gebruikt, maar het verouderde symbool ℔. Tijdens de diensten moesten commendatiën gebeden of gezongen worden. Dit zijn gebeden of gezangen waarmee een overledene aan God wordt opgedragen. Wie te laat kwam, mocht de mis niet meer bijwonen. Als stipendia voor de misintenties worden 1 oude schild en 1 butken (botje) genoemd; beide zijn oude muntsoorten.
Voorts bepaalt het testament de pacht voor twee goederen die abdis Lucia op de Veluwe bezat. Voor het ene moest zestien Rijnse gulden betaald worden, voor het andere twaalf Beijerse gulden.
- Inden iaer ons he'n dusent vierhondert drie en viertich des derden daghes van der maent January starff vrou lucia van kerpen abdiss deser werlicker kijrcken van elten der god genedich sy Ind hefft dit gaidhuys ind kijrcke. XL iaer gotlich ind eerlich regiert, hefft oer testament gemackt ingesatt als hier nae besrceuen steet.
- In den irsten soe hefft sy by oeren levendighen lijue gemaeckt ind ingesatt XII memorien iaerlix toe haelden ind verdienen als dat bescreuen steet in dit memoryboeck van maende toe maende. Ende dese vors' memorien sal men verdiene in vigilien vroemisse ind comendacien Ind wie van desen drijen als vigilien vroemisse ind comendacien int beghin totten eynd nyet en is die en sal nae beloep daer gheen deel aen hebben. Als die to laet in der vigilien coemt die en sal daer gheen deel van hebben Ind die toe laet in der vroemisse coemt die en sal daer gheen deel van hebben Ind des gelijcks in der comendacien. Item die testamentoers vrou lucien van kerpen vors' hebbe voert ordinyert ind gheschiect oer reynthen die sy in Veluen gekoecht hadde die gelegen syn aen tween slegen Ind van den enen een pechter is nv ter tijt Arnt borre Ind ghefft iaerlix toe pachte op s. merten XVI rijnsche gulden Ind van den anden een pechter is brant Ind ghevet iaerlix XII beyersche gulden Ind hebben dat guet alzoe vrou lucia vors' dat gekoecht hefft gegeuen ind gemaeckt in die groete psencie in manyren hier nae beschreuen.
- In den irsten zo hebben ordinyert die testamentoers vors' op oiren starfdach ind iaergetijde als op den vierden dach Januarij to verdienen al iaer VI ailde schild vyt den zelue guede als des auonds to vigilien in des morghens ter hoemissen ind to comendacien Ind vye nyet en is in den beghyn van der vigilien ind der comendacien hent totten eynde ind die hoemisse aelinck in syne roechghelen in der kyrken die sal syn presencie versuemen na den beloep als dat vors' steed Ind wie van den prieste'n des daghs gheen misse en doet die sal versumen dat derde deel van der psencie vors' Ind die koest'en zollen des auonts to vigilien ind to missen op oiren graeue spreyden een thapijt mit wapen ind zoelen daer zetten XVIII vigilien kerzen elk van ene halue ℔ wass. Ind IV kerzen op den hornynghen elk van enen ℔ Ind twe euelanghe Ind dat salmen van der psencien vyt doen richten oick sal die psencie vyt richten totter hoemisse een aueleye als men pleecht tho doen auer den anderen abdissen Ind die misse salem dienen Oick weer yenich priest' van den gaidhuys die to elten nyet en residierde of wonachtich en weer die en sal daer gheen psencie af verdienen Int wat dese iairgetyde geboert te doen alle iair op die octaue innocentum zoe zoelen die priest'en onder syck dat een misse gelesen ward van der vorg' octoua. It. hebben ordinyert vyt dem selue gued die vors' testamentoers een feste op sante iacobus maior toe verdiene enen ailden schilt op synen auont toe vespere des morghens to metten ind totter hoemissen Ind wie inder vesper inder metten nyet en is in den beghyne ind tho den eynde Ind in der missen hent dat offertorium vyt is die en sal die psencie nyet verdiene nae beloep als vors' steet. Ind men sal zijnghe die eyghen historie die op syn feste gemaeckt is.
- Item is ordinyert dat die psencimeyster alle iair op sunte marten in den wynter sal betalen vytter psencien vijf rijnsche gulden dair men een laken mede kopen sal to gheuen den armen luden Ind dat gelt salmen alle iair betalen aen die testamentoers hent dat sy ordineyren wair men dat betalen sal.
- Item is om dat guet gegheue vijftich rijnsche gulden van wegen vrouwe lucia van kerpen vors' ind margareta van kerpen die een kostersche deser kijrken geweest is. Item daer voer is ordinyert een feste op hogetyt Copres ind Mucius Ind daer op steet to verdienen ene rijnsche gulden in alre maten als men dat feste op sunt iacobz verdienen zal. Item is ordinyert een memorie to hailden op den XIV dach in februari des to vigilien Ind des morges een misse to zynghen Ind dair op gesatt to verdiene ene alden schild Ind wie die misse doit ind dijnt zoelen elk een butken hebben Ind die die misse doit zal oirre twier ziele gedencken mit enen pater noster.
- Item zoe hefft vrou lucia abdisse vors' totten XII memorie to halden als vors' steet gegheuen dat guet in der lymersche dat nv iaerlix doit VI alde schild geheiten… Ind dat guet to kijlre geheiten… Ind drie alde schilde vyt derick barbucks guet. Item sal die psencie ordiniere to allen zielmissen die men zynghet op den vroemiss altaer voir vrou lucia ind margareta van kerpen vors' die wasskersen op ten altair ind drie kersen voir den altair die misse vyt.
- Inden iaer ons he'n dusent vierhondert drie en viertich des derden daghes van der maent January starff vrou lucia van kerpen abdiss deser werlicker kijrcken van elten der god genedich sy Ind hefft dit gaidhuys ind kijrcke. XL iaer gotlich ind eerlich regiert, hefft oer testament gemackt ingesatt als hier nae besrceuen steet.
Familieleden
Abdis Lucia was een telg uit een adellijk geslacht dat stamt uit Kerpen in het Rijnland. Het Necrologium noemt nog een aantal bewoonsters van het Stift Elten met de naam Van Kerpen. Het jaar van overlijden is niet altijd vermeld.
- Scannecka, kanunnikes, overleden IV Id. Mart. (12 maart)
- Elsebe, custos, overleden XIII Kal Dec. (19 november)
- Elisabeth, thesauraria, overleden VIII Kal Aug. (25 juli) 1395
- Margarethe, thesauraria, overleden II Kal Jun. (31 mei) 1439
- Agnes, thesauraria, overleden XII Kal April (21 maart) 1473
Een custos was mogelijk hetzelfde als een thesauraria – zij beheerde de kerkschat. Van deze vijf Van Kerpens zal abdis Lucia in elk geval Margarethe gekend hebben.
Bronnen
- Archief Huis Bergh, regesten 429, 430 en 462
- Op Google Books:
- Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, medegedeeld uit het onuitgegeven oorspronkelijk handschrift, benevens ene geschiedenis der Abdij, N.C. Kist; Leiden (1853), blz. 56, 61, 105–107, 187, 196–198
- Historie ofte beschryving van 't Utrechtse bisdom, door H. V. R. [alleen initialen vermeld], deel III, Leiden (1719), blz. 348 (Google Books)
- Akten betreffende Gelre en Zutphen 1400–1404 uit het staatsarchief te Dusseldorp, register B No. 25, P.N. van Doorninck, Haarlem (1901), blz. 134–135 (Delpher Boeken)
- Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland Urkunden AA 0231 120.68.01-02 Stift Elten, Urkunde 1b (1402–1475)