Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Meginhard I van Hamaland: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Meginhard I van Hamaland''' was de tweede graaf van Hamaland. Zijn vader was Wrachari van Hamaland. Meiginhard wordt genoemd in een akte uit 794, w...')
 
(aanvulling uit genoemde bronnen)
Regel 1: Regel 1:
'''Meginhard I van Hamaland''' was de tweede graaf van [[Hamaland]]. Zijn vader was [[Wrachari van Hamaland]].  
+
'''Meginhard I van Hamaland''' was de derde graaf van [[Hamaland]]. Zijn naam komt ook voor als Meinhard. Zijn vader was [[Wracher van Hamaland]], die hij na [[800]] is opgevolgd.  
  
Meiginhard wordt genoemd in een akte uit [[794]], waarmee zijn vader Wrachari goederen schonk aan de missionaris Ludger (ook genaamd Liudger of Ludgerus). De akte vermeldt ook de naam van zijn grootvader [[Brunhari van Hamaland| Brunhari]].
+
Meginhard was een van de ondertekenaars van de akte van 9 oktober [[794]], waarmee zijn vader Wracher goederen schonk aan de missionaris Ludger (ook genaamd Liudger of Ludgerus). De akte vermeldt ook de naam van zijn [[Brunhar van Hamaland| grootvader Brunhar]].
  
Menighards naam komt in nog een aantal akten voor, maar over hemzelf is verder niets bekend. Hij werd rond [[855]] opgevolgd door [[Wichman I van Hamaland]].
+
Meginhards naam komt in nog een aantal akten voor, maar over hemzelf is slechts bekend dat hij voogd is geweest (beheerder van de materiële goederen) van de abdij van Werden. Veel van deze goederen lagen in het oosten van het huidige Nederland. De abdij is in [[799]] gesticht door Ludger. Werden is tegenwoordig een stadsdeel van Essen.
 +
 
 +
Meginhards opvolgers – rond [[855]] [[Wichman I van Hamaland|Wichman I]] en daarna [[Meginhard II van Hamaland|Meginhard II]] – waren waarschijnlijk zijn zoons.
 +
 
 +
Het eerste gravenhuis van Hamaland wordt meestal de ''Meginharden'' genoemd, omdat de naam Meginhard vaker voorkomt in dit geslacht. Een andere naam is de ''Brunharingen'', afgeleid van Brunhar, de grootvader van Meginhard I. Brunhar was de stamvader van het geslacht.
  
 
== Bronnen ==
 
== Bronnen ==
 
*''Het oude Hameland'' door S. Dijkstra, uitgave in eigen beheer, Gendringen (1953), blz. 33–34
 
*''Het oude Hameland'' door S. Dijkstra, uitgave in eigen beheer, Gendringen (1953), blz. 33–34
 
*[http://nl.wikipedia.org/wiki/Hamaland Hamaland] op Wikipedia
 
*[http://nl.wikipedia.org/wiki/Hamaland Hamaland] op Wikipedia
 +
*''Gelderse historie in de Liemers'', [[Dalen, A.G. van|A.G. van Dalen]], Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage - Rotterdam (1971), blz. 12
  
 
[[Categorie:Graven van Hamaland]]
 
[[Categorie:Graven van Hamaland]]

Versie van 29 jul 2018 om 15:27

Meginhard I van Hamaland was de derde graaf van Hamaland. Zijn naam komt ook voor als Meinhard. Zijn vader was Wracher van Hamaland, die hij na 800 is opgevolgd.

Meginhard was een van de ondertekenaars van de akte van 9 oktober 794, waarmee zijn vader Wracher goederen schonk aan de missionaris Ludger (ook genaamd Liudger of Ludgerus). De akte vermeldt ook de naam van zijn grootvader Brunhar.

Meginhards naam komt in nog een aantal akten voor, maar over hemzelf is slechts bekend dat hij voogd is geweest (beheerder van de materiële goederen) van de abdij van Werden. Veel van deze goederen lagen in het oosten van het huidige Nederland. De abdij is in 799 gesticht door Ludger. Werden is tegenwoordig een stadsdeel van Essen.

Meginhards opvolgers – rond 855 Wichman I en daarna Meginhard II – waren waarschijnlijk zijn zoons.

Het eerste gravenhuis van Hamaland wordt meestal de Meginharden genoemd, omdat de naam Meginhard vaker voorkomt in dit geslacht. Een andere naam is de Brunharingen, afgeleid van Brunhar, de grootvader van Meginhard I. Brunhar was de stamvader van het geslacht.

Bronnen

  • Het oude Hameland door S. Dijkstra, uitgave in eigen beheer, Gendringen (1953), blz. 33–34
  • Hamaland op Wikipedia
  • Gelderse historie in de Liemers, A.G. van Dalen, Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage - Rotterdam (1971), blz. 12