Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Messing, Arent: verschil tussen versies
k (tekst gestroomlijnd) |
(notarissen en akten toegevoegd) |
||
Regel 6: | Regel 6: | ||
Arent was een laatbloeier. Dat blijkt uit de stukken die over hem in de archieven gevonden zijn. Op zijn veertigste stond hij nog als dagloner te boek, toen hij op [[Kermis#Azewijn|kermismaandag]] 28 september [[1857]] in [[Café Clé Berntsen|de herberg van Albertus Berntsen]] getuige was van een handgemeen tussen een klompenmaker en een veldwachter. Het proces verbaal van dit voorval, met verklaringen van meerdere betrokkenen en getuigen, wordt bewaard in het archief van de [[gemeente Bergh]] onder inventarisnummer 2095. | Arent was een laatbloeier. Dat blijkt uit de stukken die over hem in de archieven gevonden zijn. Op zijn veertigste stond hij nog als dagloner te boek, toen hij op [[Kermis#Azewijn|kermismaandag]] 28 september [[1857]] in [[Café Clé Berntsen|de herberg van Albertus Berntsen]] getuige was van een handgemeen tussen een klompenmaker en een veldwachter. Het proces verbaal van dit voorval, met verklaringen van meerdere betrokkenen en getuigen, wordt bewaard in het archief van de [[gemeente Bergh]] onder inventarisnummer 2095. | ||
− | In [[1874]] had Arent zich opgewerkt tot landbouwer. Hij leende toen, 57 jaar oud, vierduizend gulden van de weduwe van jonkheer Carel Van Nispen tot Pannerden om een nieuwe boerderij te bouwen. | + | In [[1874]] had Arent zich opgewerkt tot landbouwer. Hij leende toen, 57 jaar oud, vierduizend gulden van de weduwe van jonkheer Carel Van Nispen tot Pannerden om een nieuwe boerderij te bouwen. Hiervan is op 14 november 1874 een akte opgemaalt bij [[Kolfschoten, George Joachim|notaris Kolfschoten]] in Gendringen. De nieuwe boerderij werd gebouwd, maar is rond [[1930]] vervangen door een pand van architect [[Architecten Te Wiel|Bernard te Wiel]]. |
Op 13 december [[1880]] was Arent een van de vijftien grote boeren van Azewijn die in een brief aan de aartsbisschop van Utrecht pleitten voor het behoud van het [[Sint Jozefschool|katholiek lager onderwijs]] in het dorp, en de school niet, zoals [[Meurs, Henricus|pastoor Meurs]] wilde, over te doen aan de gemeente als openbare school. | Op 13 december [[1880]] was Arent een van de vijftien grote boeren van Azewijn die in een brief aan de aartsbisschop van Utrecht pleitten voor het behoud van het [[Sint Jozefschool|katholiek lager onderwijs]] in het dorp, en de school niet, zoals [[Meurs, Henricus|pastoor Meurs]] wilde, over te doen aan de gemeente als openbare school. | ||
− | Het hoogtepunt van zijn carrière bereikte Arent rond zijn zeventigste, toen hij drie jaar lang, van 1886 tot 1889, gemeenteraadslid van [[gemeente Bergh|Bergh]] was. | + | Het hoogtepunt van zijn carrière bereikte Arent rond zijn zeventigste, toen hij drie jaar lang, van [[1886]] tot [[1889]], gemeenteraadslid van [[gemeente Bergh|Bergh]] was. In die jaren werd hij zich bewust van zijn ouderdom, want in [[1887]] liet hij een testament opmaken, wederom bij notaris Kolfschoten in Gendringen. |
− | Arent overleed te Azewijn op 13 augustus [[1898]], 81 jaar oud. | + | Arent overleed te Azewijn op 13 augustus [[1898]], 81 jaar oud. Zijn echtgenote overleed op 5 januari [[1900]]. Hun kinderen hebben op 16 maart [[1899]], respectievelijk 21 maart [[1901]] een memorie van successie van de nalatenschap van hun beide ouders laten opstellen door [[Nabbe, Henricus Petrus Alexander|notaris Nabbe]] in Gendringen. |
{{Onderwerp|Families|Messing|De Kapel|Raadsleden}} | {{Onderwerp|Families|Messing|De Kapel|Raadsleden}} |
Versie van 21 mrt 2008 om 12:22
Arent Messing is de stamvader van de Azewijnse Messings. Hij werd geboren te Wieken op 20 mei 1817 als zoon van Derk Messing en Johanna Doornekamp. Vader Derk was geboren op de boerderij Messing, een van de Drie Koningen aan de Driekoningenweg in Rafelder. De Rafelderse tak van de Messings is uitgestorven, maar Arent heeft een groot nageslacht.
Arent was boerenknecht in Dornick toen hij op 7 mei 1849 trouwde met Helena te Kaat. Zij was een dochter van Derk te Kaat en Willemina van Gellecom, die op De Kapel in Azewijn woonden. Arent trok met zijn vrouw bij zijn schoonouders in en werd daarmee de eerste Messing op De Kapel.
Arent was een laatbloeier. Dat blijkt uit de stukken die over hem in de archieven gevonden zijn. Op zijn veertigste stond hij nog als dagloner te boek, toen hij op kermismaandag 28 september 1857 in de herberg van Albertus Berntsen getuige was van een handgemeen tussen een klompenmaker en een veldwachter. Het proces verbaal van dit voorval, met verklaringen van meerdere betrokkenen en getuigen, wordt bewaard in het archief van de gemeente Bergh onder inventarisnummer 2095.
In 1874 had Arent zich opgewerkt tot landbouwer. Hij leende toen, 57 jaar oud, vierduizend gulden van de weduwe van jonkheer Carel Van Nispen tot Pannerden om een nieuwe boerderij te bouwen. Hiervan is op 14 november 1874 een akte opgemaalt bij notaris Kolfschoten in Gendringen. De nieuwe boerderij werd gebouwd, maar is rond 1930 vervangen door een pand van architect Bernard te Wiel.
Op 13 december 1880 was Arent een van de vijftien grote boeren van Azewijn die in een brief aan de aartsbisschop van Utrecht pleitten voor het behoud van het katholiek lager onderwijs in het dorp, en de school niet, zoals pastoor Meurs wilde, over te doen aan de gemeente als openbare school.
Het hoogtepunt van zijn carrière bereikte Arent rond zijn zeventigste, toen hij drie jaar lang, van 1886 tot 1889, gemeenteraadslid van Bergh was. In die jaren werd hij zich bewust van zijn ouderdom, want in 1887 liet hij een testament opmaken, wederom bij notaris Kolfschoten in Gendringen.
Arent overleed te Azewijn op 13 augustus 1898, 81 jaar oud. Zijn echtgenote overleed op 5 januari 1900. Hun kinderen hebben op 16 maart 1899, respectievelijk 21 maart 1901 een memorie van successie van de nalatenschap van hun beide ouders laten opstellen door notaris Nabbe in Gendringen.