Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Hoogland, Carel Frans Leo
Inhoud
Zijn jonge jaren
Carel Frans Leo Hoogland werd op 25 juni 1891 geboren in Zeddam als zoon van veearts Jacob Hoogland sr. en Elvire Valerie Emilie Kok.
Op 15 september 1906 verhuisde hij naar Zutphen om daar de HBS te bezoeken. Hij was er in de kost bij de gepensioneerde onderwijzer L.K. Kumpe, waar zijn oudere broer Jacob al sinds een jaar in huis was. Vóór hen waren al twee andere jongens uit Bergh bij Kumpe in de kost geweest: Johannes Kok en Frederik Tervoert. De gebroeders Hoogland bleven tot 30 maart 1910 bij Kumpe en verhuisden toen naar de familie Ter Scheggert elders in de stad. De reden was waarschijnlijk dat Kumpes gezondheid achteruitging; hij overleed in 1911.
In de zomer van 1911 slaagde Hoogland voor zijn HBS-examen, en verhuisde in september van dat jaar van Zutphen naar Wormerveer in Noord-Holland. We kunnen aannemen dat hij in Wormerveer in de kost was bij zijn halfzus Maria Emille, die daar met haar man Pieter Boon woonde. In juli 1915 keerde hij als werktuigkundige en suikertechnicus terug naar Zeddam. In december 1915 verhuisde hij naar Krimpen aan de Lek in Zuid-Holland, vanwaar hij in januari 1917 naar Nederlands-Indië vertrok.
Met een omweg naar Nederlands-Indië
Op 26 januari 1917 vertrok Hoogland met het stoomschip Vondel van Amsterdam naar Nederlands-Indië. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan, want de Eerste Wereldoorlog woedde. Nederland was weliswaar neutraal en had daarmee de zeeweg naar zijn koloniën open kunnen houden, maar in de loop van de oorlog veranderde dat. Duitse onderzeeboten vormden een steeds grotere bedreiging, zodat de zeeroute niet meer via het Nauw van Calais en het Suezkanaal verliep, maar om de Britse eilanden heen en via Kaap de Goede Hoop. Dominee Hage, die jaren later predikant in 's-Heerenberg zou worden, heeft deze zeereis gemaakt. Maar per 1 februari 1917 werd het nog omslachtiger om Nederlands-Indië te bereiken.
Duitsland had kort daarvoor aangekondigd op 1 februari een onbeperkte duikbotenoorlog te beginnen en zich niet meer te houden aan het internationale oorlogsrecht. Volgens dit recht mochten passagiersschepen niet aangevallen worden, en vrachtschepen pas nadat de bemanning was gewaarschuwd en zich met reddingsboten in veiligheid had kunnen brengen. Vanaf nu zouden Duitse onderzeeërs zonder waarschuwing alle vijandelijke én neutrale schepen torpederen. Tegelijkertijd stelde Groot-Brittannië dat het volgens het internationale oorlogsrecht schepen van neutrale landen kon dwingen zich in een Britse haven te laten doorzoeken. Daarmee had Duitsland een extra reden om Nederlandse schepen aan te vallen, want het beschouwde elk schip dat een Britse haven had bezocht, als vijandelijk.
Hiermee was het zaak de Europese wateren zo snel mogelijk te verlaten, want op de hele route van Nederland tot de ingang van het Suezkanaal opereerden Duitse duikboten. Aldus is de Vondel om de Shetland-eilanden heen en door de Ierse Zee naar de Engelse zuidkust gevaren. Daar werd het schip in de haven van Torbay door de Britten gecontroleerd, waarna het de Atlantische Oceaan kon oversteken.
Het werd een boeiende reis. Op 22 februari, bij aankomst in Norfolk, Virginia, bleek dat de passagiers niet per trein het Amerikaanse continent zouden oversteken, maar met de Vondel hun reis gingen voortzetten. Op 7 maart voer het schip door het Panamakanaal en kwam op 16 maart aan in San Francisco. Van daar werd de sprong over de Stille Oceaan gemaakt met een tussenstop in Honolulu op Hawaï. Eindelijk, na tweeënhalve maand varen, kwam de Vondel op 15 april 1917 aan in Batavia.
Veel Nederlandse en Indische kranten publiceerden reisverslagen van deze bijzondere reis van de Vondel. Een verslag in vijf afleveringen is te lezen in Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië van 17 t/m 21 april 1917.
Planter in Nederlands-Indië
Over het bestaan van Hoogland in Nederlands-Indië is nog weinig bekend. Omstreeks 1921 is hij getrouwd. De meisjesnaam van zijn vrouw was Schröder, maar nadere gegevens over haar en de huwelijksdatum ontbreken nog. Het paar kreeg vier kinderen.
Hoogland werkte in het plantersbedrijf, mogelijk achtereenvolgend op een aantal plantages en in verschillende functies. Zo was hij administrateur van de koffie- en rubberplantage Paggergoenoeng (van deze naam komen verschillende spellingen voor) in het district Glenmore, regentschap Banjoewangi, op de oostpunt van Java.
In 1928 zijn Hoogland, zijn vrouw en ten minste één van hun kinderen met verlof in Nederland geweest. Zij vertrokken op 11 april met het stoomschip Patria van Batavia naar Marseille, alwaar op 4 mei de reis naar Nederland per trein werd voortgezet. In deze periode waren ook Hooglands zus Emilie en haar man Johannes Kok met Indisch verlof in Nederland. Zij zullen elkaar zeker ontmoet hebben in Zeddam. Op 3 oktober 1928 gingen Hoogland en zijn gezin in Rotterdam aan boord van het stoomschip Slamat voor de terugreis naar Nederlands-Indië. De aankomst in Batavia was op 3 november.
Een noodlottige dood
Hoogland overleed op 17 juni 1931 aan de gevolgen van een ongeluk dat hem overkwam op het terrein van de plantage Paggergoenoeng. Tijdens een jachtpartij gleed hij uit, waarbij zijn geweer afging. Hij werd in zijn hoofd geraakt en was vrijwel meteen dood. De volgende dag werd hij begraven, een week voor hij veertig zou zijn geworden.