Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Messing, Arent: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
k (Krantenknipsels: opmaak)
k (Van dagloner tot landbouwer: link Te Wiel)
Regel 23: Regel 23:
 
Het eerste perceel was ''gelegen aan den hoek der kerk'' en de volgende waren steeds ''gelegen aan het voorgaande''. Arent pachtte het vijfde perceel voor negentien gulden per jaar. Zijn borgen waren Lambertus te Beek en Willem te Boekhorst, toen de uitbater van het café. Arent was blijkbaar niet bang de pacht niet te kunnen betalen, want hij liet zich noteren als borg voor maar liefst vier van de overige vijf percelen.
 
Het eerste perceel was ''gelegen aan den hoek der kerk'' en de volgende waren steeds ''gelegen aan het voorgaande''. Arent pachtte het vijfde perceel voor negentien gulden per jaar. Zijn borgen waren Lambertus te Beek en Willem te Boekhorst, toen de uitbater van het café. Arent was blijkbaar niet bang de pacht niet te kunnen betalen, want hij liet zich noteren als borg voor maar liefst vier van de overige vijf percelen.
  
In [[1874]] had  Arent zich opgewerkt tot landbouwer. Hij leende toen, 57 jaar oud, vierduizend gulden van de weduwe van jonkheer Carel Van Nispen tot Pannerden (een zoon van [[Nispen, Herman Carel Caspar Bartholomeus van|Carel van Nispen]]) om een nieuwe boerderij te bouwen. Hiervan is op 14 november 1874 een akte opgemaakt bij [[Kolfschoten, George Joachim|notaris Kolfschoten]] in Gendringen. De nieuwe boerderij werd gebouwd, maar is in [[1932]] vervangen door het huidige pand van architect [[Architecten Te Wiel|Bernard te Wiel]].  
+
In [[1874]] had  Arent zich opgewerkt tot landbouwer. Hij leende toen, 57 jaar oud, vierduizend gulden van de weduwe van jonkheer Carel Van Nispen tot Pannerden (een zoon van [[Nispen, Herman Carel Caspar Bartholomeus van|Carel van Nispen]]) om een nieuwe boerderij te bouwen. Hiervan is op 14 november 1874 een akte opgemaakt bij [[Kolfschoten, George Joachim|notaris Kolfschoten]] in Gendringen. De nieuwe boerderij werd gebouwd, maar is in [[1932]] vervangen door het huidige pand van [[Architecten|architect]] [[Wiel, Bernardus Johannes te|Bernard te Wiel]].
  
 
== Actief voor de gemeenschap ==
 
== Actief voor de gemeenschap ==

Versie van 3 sep 2014 om 06:17

Zijn afkomst

Het signalement van Arent Messing zoals vermeld op zijn certificaat van de Nationale Militie.

Arent Messing is de stamvader van de Azewijnse Messings. Hij werd geboren te Wieken op 20 mei 1817 als zoon van Derk Messing en Johanna Doornekamp. Vader Derk was geboren op de boerderij Messing, een van de Drie Koningen aan de Driekoningenweg in Rafelder. De Rafelderse tak van de Messings is uitgestorven, maar Arent heeft een groot nageslacht.

Militaire dienst

Een van de vroegste dingen die we over Arent weten, is zijn inlijving in 1836 bij de 9e Afdeling Infanterie in Utrecht (het woord Afdeling werd in 1841 vervangen door Regiment). De diensttijd was toen vijf jaar, maar hiervan hoefde slechts een deel in actieve dienst te worden doorgebracht. Gedurende de overige tijd waren er wat herhalingsoefeningen en voor de rest was de soldaat met verlof. Over Arents rang en functie is (nog) niets bekend, maar het is aannemelijk dat hij in zijn diensttijd letterlijk het halve land heeft afgesjouwd.

Van 1832 tot 1838 werden er jaarlijks twee grote militaire oefeningen van elk een maand gehouden in het Kamp bij Rijen in Noord-Brabant. Daar was een grote heide, de Molenheide, waar nu de vliegbasis Gilze-Rijen ligt. Al in de Tachtigjarige Oorlog hadden de Spanjaarden er een legerkamp gehad, en in 1831, aan de vooravond van de Tiendaagse Veldtocht, had koning Willem I er zijn leger samengetrokken voor de aanval op België. In de jaren daarna werden er op de Molenheide manoeuvres gehouden.

Elk jaar ging er vanaf eind mei een groot aantal legeronderdelen vanuit hun garnizoenen op mars naar het zuiden, rechtstreeks naar het eerste Kamp bij Rijen, of naar een tijdelijk garnizoen in afwachting van het tweede Kamp. Omdat garnizoensplaatsen niet onbezet mochten blijven, losten onderdelen die niet deelnamen hun oefenende collega's af. Aldus kon men in die zomers lange kolonnes soldaten kriskras door het land zien marcheren.

Gedurende Arents diensttijd heeft de 9e Afdeling Infanterie in 1836, 1837 en 1838 aan het Kamp in Rijen deelgenomen. Het is zeer waarschijnlijk dat Arent er op z'n minst één keer bij is geweest. In 1836 was hij misschien nog te veel rekruut, dus laten we erop gokken dat hij in 1837 heeft meegedaan.

In 1837 nam de 9e Afdeling deel aan het tweede kamp. Eind mei werden twee van de drie veldbataljons (de parate gevechtsbataljons) van Utrecht naar Nijmegen verplaatst ter aflossing van de 2e Afdeling Infanterie aldaar, dat aan het eerste Kamp deelnam. Het derde bataljon van de 9e Afdeling ging naar de vestingstad Grave. Begin juli ging de hele afdeling door naar het Kamp bij Rijen, waar werd geoefend tot 11 augustus. Op die dag vertrok elk van de drie bataljons langs een eigen route naar Utrecht, dat na drie dagmarsen op 13 augustus werd bereikt. Infanterie was toen nog letterlijk voetvolk, zoals Arent aan den lijve kon ondervinden.

Van dagloner tot landbouwer

Arent was boerenknecht in Dornick toen hij op 7 mei 1849 trouwde met Helena te Kaat. Zij was een dochter van Derk te Kaat en Willemina van Gellecom, die op De Kapel in Azewijn woonden. Arent trok met zijn vrouw bij zijn schoonouders in en werd daarmee de eerste Messing op De Kapel.

Arent was een laatbloeier. Dat blijkt uit de stukken die over hem in de archieven gevonden zijn. Op zijn veertigste stond hij nog als dagloner te boek, toen hij op kermismaandag 28 september 1857 in de herberg van Albertus Berntsen getuige was van een handgemeen tussen een klompenmaker en twee veldwachters. Het proces verbaal van dit voorval, met verklaringen van meerdere betrokkenen en getuigen, wordt bewaard in het archief van de gemeente Bergh.

Ook in 1861 was hij nog eigenwerkdoende. Op 13 augustus van dat jaar werden om elf uur 's morgens in Café Te Boekhorst zes percelen bouwland van de r.-k. kerk verpacht. In die tijd had Azewijn al wel een eigen kerkgebouw met bijbehorende grond, maar was nog geen zelfstandige parochie en hoorde als bijkerk bij de St. Oswalduskerk in Zeddam. De verpachting werd daarom geleid door de Zeddamse pastoor Goris en de vier kerkmeesters van Azewijn. De pachtaktes werden opgemaakt door notaris De Both uit Varsseveld.

Het eerste perceel was gelegen aan den hoek der kerk en de volgende waren steeds gelegen aan het voorgaande. Arent pachtte het vijfde perceel voor negentien gulden per jaar. Zijn borgen waren Lambertus te Beek en Willem te Boekhorst, toen de uitbater van het café. Arent was blijkbaar niet bang de pacht niet te kunnen betalen, want hij liet zich noteren als borg voor maar liefst vier van de overige vijf percelen.

In 1874 had Arent zich opgewerkt tot landbouwer. Hij leende toen, 57 jaar oud, vierduizend gulden van de weduwe van jonkheer Carel Van Nispen tot Pannerden (een zoon van Carel van Nispen) om een nieuwe boerderij te bouwen. Hiervan is op 14 november 1874 een akte opgemaakt bij notaris Kolfschoten in Gendringen. De nieuwe boerderij werd gebouwd, maar is in 1932 vervangen door het huidige pand van architect Bernard te Wiel.

Actief voor de gemeenschap

Op 13 december 1880 was Arent een van de vijftien grote boeren van Azewijn die in een brief aan de aartsbisschop van Utrecht pleitten voor het behoud van het katholiek lager onderwijs in het dorp, en de school niet, zoals pastoor Meurs wilde, over te doen aan de gemeente als openbare school.

Het hoogtepunt van zijn carrière bereikte Arent rond zijn zeventigste, toen hij drie jaar lang, van 1886 tot 1889, gemeenteraadslid van Bergh was. De gemeenteraadsverkiezingen verliepen toen anders dan tegenwoordig, althans Arent moest het opnemen tegen een andere kandidaat uit Azewijn. In 1886 versloeg hij na een herstemming Bernardus Reinardus Ludovicus Berntsen (1823-1893), zoon van Gerrit Berntsen en Johanna Geenen. Hij was net als Arent landbouwer te Azewijn, maar is nooit gemeenteraadslid geworden. In 1889 werd Arent verslagen door Hermanus Berendsen (1820-1900). Ook Berendsen was landbouwer te Azewijn. Hij bleef gemeenteraadslid tot zijn dood in 1900.

In zijn jaren als gemeenteraadslid werd Arent zich bewust van zijn ouderdom, want in 1887 liet hij een testament opmaken, wederom bij notaris Kolfschoten in Gendringen. In datzelfde jaar won hij een prijs op een stierenkeuring in 's-Heerenberg.

Arent overleed te Azewijn op 13 augustus 1898, 81 jaar oud. Zijn echtgenote overleed op 5 januari 1900. Hun kinderen hebben op 16 maart 1899, respectievelijk 21 maart 1901 een memorie van successie van de nalatenschap van hun beide ouders laten opstellen door notaris Nabbe in Gendringen.

Krantenknipsels

Berichten over verplaatsingen van de 9e Afdeling Infanterie in het Algemeen Handelsblad van 11 juli en 15 augustus 1837
Een knipsel over Arents prijsstier uit Het Nieuws van den Dag van 24 april 1887. De helft van de genoemde prijzen ging naar Azewijn.
Berichten over Arents verkiezing tot gemeenteraadslid in Het Nieuws van den Dag van 1 en 13 november 1886, en over zijn aftreden in het Algemeen Handelsblad van 18 juli 1889

Bronnen

Sjabloon:Onderwerp