Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Oorlogsverslag Teun Venes: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
k (link evacués)
k (De eerste Duitsers in Azewijn: Inkwartiering)
Regel 15: Regel 15:
 
<br/>Het waren troepen die Polen hadden veroverd en na een rustperiode weer ingezet zouden worden tegen Engeland, zoals zij vertelden.
 
<br/>Het waren troepen die Polen hadden veroverd en na een rustperiode weer ingezet zouden worden tegen Engeland, zoals zij vertelden.
 
<br/>De hier gelegerde soldaten moesten natuurlijk oefenen. Wanneer ze dan uittrokken werd er marcherend gezongen: "Und wir fahren gegen Engeland", waarna de schooljeugd die er achteraan marcheerde riep: "Plons, plons".
 
<br/>De hier gelegerde soldaten moesten natuurlijk oefenen. Wanneer ze dan uittrokken werd er marcherend gezongen: "Und wir fahren gegen Engeland", waarna de schooljeugd die er achteraan marcheerde riep: "Plons, plons".
<br/>Na het vertrek van deze soldaten is Azewijn praktisch gespaard gebleven van inkwartiering, tot eind [[1944]], toen de Duitse legers terug moesten trekken.
+
<br/>Na het vertrek van deze soldaten is Azewijn praktisch gespaard gebleven van [[inkwartiering]], tot eind [[1944]], toen de Duitse legers terug moesten trekken.
  
 
== Azewijnse militairen van mei 1940 ==
 
== Azewijnse militairen van mei 1940 ==

Versie van 12 jun 2014 om 16:51

Het onderstaande is de originele tekst van het oorlogsverslag dat Teun Venes in 1970 heeft geschreven. Een aangepaste en met gegevens uit het kerkarchief van Azewijn aangevulde versie staat in Azem van 't Hof tot heden. De tekst van zijn getypte manuscript is omwille van de toegankelijkheid bij plaatsing op de Berghapedia, ingedeeld in paragrafen.


AZEWIJN 1940 – 1945

De Duitse inval

9 mei 1940, de dag vóór de overrompeling van ons land, was het in ons buurland over de grens een drukte van belang; vliegtuigen cirkelden herhaaldelijk langs en over de grens.
Ik ben er zelf getuige van geweest, dat langs de grens in Voorst bij Gendringen infanterie, kavalerie en pantserwagens gereed stonden om de sprong te wagen. Toen ik 's avonds thuis kwam was mijn eerste woord: "Vannacht komen de moffen", en jawel, 's morgens om 4 uur zagen we ze komen uit de richting van Wieken. Op de grens tussen Bergh en Gendringen was een versperring aangebracht door de Hollandse soldaten; deze werd opzij geschoven en langzaam trokken de karavaans in de richting Klein-Azewijn; het waren meest auto's vol militairen en er tussen in lichte tanks, naar schatting 300.
In ons dorp was een post, voorzien van een zendapparaat in de toenmalige kleuterschool. Die post bestond uit een man of acht.
Ook zij zagen natuurlijk de Duitsers opmarcheren op de Gendringseweg nabij het bondsgebouw. Zij hadden een mitrailleur opgesteld en er werd besloten enige salvo's af te vuren, doch ook de Pastoor (Bütter) was intussen bij dit gezelschap gekomen. Toen hij vernam dat er geschoten zou worden, greep hij de soldaat die vuur zou geven bij de hand, om hem te beletten te vuren. Hij noemde het plan zelfmoord. Niet alleen voor hen, doch ook voor het hele dorp, zouden er direkt represaillemaatregelen door de Duitsers genomen worden. Zij hebben deze waarschuwing direkt aanvaard; het zou zinloos zijn gebleken, als hun plan ten uitvoering zou zijn gebracht.
De gehele post, uitgezonderd 2 onderofficieren die op patrouille waren, zijn zonder krijgsgevangen te zijn gemaakt, in het burger thuisgekomen. De eerste dagen is geen Duitser in het dorp geweest, ook de geheime zender is niet ontdekt. Deze is later door de ondergondse opgehaald en heeft wellicht ook zijn diensten wel gedaan.

De eerste Duitsers in Azewijn

Zo is Azewijn zonder militairen gebleven tot half juni of om precies te zijn 22 juni 1940. In de nacht van 20 juni werd Emmerich gebombardeerd en werd de gasfabriek getroffen. Toen werden de aldaar gelegerde troepen teruggetrokken naar Netterden en Azewijn.
Het waren troepen die Polen hadden veroverd en na een rustperiode weer ingezet zouden worden tegen Engeland, zoals zij vertelden.
De hier gelegerde soldaten moesten natuurlijk oefenen. Wanneer ze dan uittrokken werd er marcherend gezongen: "Und wir fahren gegen Engeland", waarna de schooljeugd die er achteraan marcheerde riep: "Plons, plons".
Na het vertrek van deze soldaten is Azewijn praktisch gespaard gebleven van inkwartiering, tot eind 1944, toen de Duitse legers terug moesten trekken.

Azewijnse militairen van mei 1940

Om nog even terug te komen op 10 mei. Al heeft Azewijn in zijn geheel zogenaamd niets geleden, toch was er in menig gezin een angstig gevoel, om reden dat één hunner gezinsleden als militair in dienst was en er dus een onzekerheid heerste over hun lot, doch achteraf viel ook dit nogal mee.
Voor zover ik weet is er maar één gewond geraakt aan de Grebbeberg. Enkelen zijn een poos krijgsgevangene geweest, maar uiteindelijk zijn allen behouden teruggekeerd. Eén dode hebben wij te betreuren, n.l. Alfons Otten die met een bombardement te Emmerich is verongelukt.

Onderduikers in Azewijn

Wat de onderduikers betreft, heeft Azewijn wel zijn gastvrijheid bewezen en daarvan wel op de eerste plaats de fam. Garben die hun eigen leven in de waagschaal hebben gesteld voor de medemens. Zij hebben n.l. 2 broers en zusters, kinderen van Bennie Straus uit 's-Heerenberg, het leven gered, alsmede 1 Italiaan die in de laatste oorlogsdagen is gestorven en begraven, eerst in de Reef en later opgegraven en weer ter aarde besteld op Azewijns kerkhof. Dan worden er verschillende vliegeniers, Amerikanen en Engelsen, enige tijd gastvrijheid gegeven. Alles bij elkaar genomen een internationaal gezelschap. Ook zijn bij W. Lukassen, Ompertsestraat enige tijd Joden ondergedoken geweest.
Genoemde vliegeniers zijn allen tijdens de oorlog weer naar hun eigen Heimat teruggekeerd mede door tussenkomst van de Azemse ondergrondse werkers Leo Kempers, A. Hettelaar, B. Geerling en te Dorsthorst, als hoofdpersonen.
Zeer veel onderduikers, voor de arbeidsinzet en de arbeidsdienst, hebben hier onderdak gevonden. Niet altijd werden ze met rust gelaten; er kwam nog wel eens een boodschap: "Onveilig". Dan trokken vooral in de laatste zomer van de oorlog de onderduikers 's nachts de weilanden in en zochten onder de hagen een veilige schuilplaats. Als het sein "veilig" werd gegeven, keerden ze in de morgen weer naar hun pensions terug.

O.T.-werkers en evacuées

De laatste maanden van de oorlog zijn het ergst geweest. Toen kregen wij inkwartiering van de z.g. O.T. Honderden mensen van het westen werden hier ingezet voor het maken van loopgraven enz.
Men moest medelijden hebben met deze mensen; ze zagen er ondervoed en zeer slecht gekleed uit. Men zag ze 's middags bij de mensen aan de deur staan om te vragen of er soms nog een beetje voor hen was overgebleven. Verschillenden durfden er haast niet om te vragen. Behalve deze mensen kwamen er nog vele evacués bij, de bevolking van Azewijn was in die dagen wel verdubbeld.

Azewijn in de frontlinie

Langzamerhand kwam het oorlogsfront dichterbij. Het kanongebulder werd steeds feller, eerst veraf, later van dichtbij. Het hoogtepunt was toch wel vrijdag 23 maart, om ± 5 uur brak de hel los, de overtocht over de Rijn bij Rees. Het doelwit was Megchelen, Wieken en natuurlijk Praest, Millingen aan de Duitse kant. Het duurde echter nog tot 1 april dat Azewijn bevrijd werd. Zaterdag 17 maart is voor Azewijn een droeve dag geweest. Een vliegtuig wierp een kettingbom midden in het dorp. Hierbij werd Piet Janssen uit Stokkum, werkzaam bij bakker Berntsen door een scherf getroffen en overleed aan zijn verwondingen. Eveneens werd in de winkel van Berntsen tegelijkertijd getroffen Gusta Welling. Zij kreeg een scherf door de longen; ze werd door een Duitser verbonden en getransporteerd naar het ziekenhuis te Doetinchem. Gelukkig is zij goed weer hersteld. Ook Mevr. Alofs werd gewond aan de hand door een splinter.
De laatste 4 dagen lag Azewijn onder granaatvuur, het voornaamste doel was de kerk. In de kelder van de verwarming heeft de laatste dagen een z.g. Funkapparaat gestaan, daarom heeft de kerk het zo te verduren gehad. In de dikke muren waren grote gaten geschoten aan de zuidzijde. Ook in de omgeving van de kerk werd veel schade aan de gebouwen veroorzaakt. Volgens de Duitsers was dit nog niet voldoende. In de late avond voor Pasen werd de kerk, naar later bleek, op 2 plaatsen aangestoken, n.l. op het zangkoor en in de kelder van de sakristie. Volgens zeggen was dit een teken voor de aftocht.
Ook de Pastorie heeft gebrand, doch is door enige bewoners van Azewijn op tijd geblust. Tegelijkertijd hebben ze Pastoor Bütter, die ziek was, onder een regen van vonken en granaatvuur bij Cl. Berntsen in de schuilkelder gebracht.
Door de vonken van de brandende toren werd al spoedig de boerderij van G. Theunissen aangetast en werd een prooi der vlammen. Ook werd de boerderij van E. Berntsen door de vonken getroffen en afgebrand. De brandende boerderijen van J. Messing en W. de Lange konden nog op tijd geblust worden. Op Paaszaterdag laat in de middag kwam tussen woonhuis en schuur van landbouwer Peters in Klein-Azewijn een tank inrijden voor de Duitsers. De Engelsen waren toen al genaderd tot bij Geuyen. Prompt kwamen een paar schoten vanaf Ziek en de tank stond in brand, alsmede de boerderij zelf.

De bevrijding

Wat typisch is, dat de bevrijding van dezelfde kant is gekomen, dan op 10 mei de vijand kwam; vanaf Gendringen, echter niet zo vlug. De Engelsen werden opgehouden nabij de Wiekense Steenfabriek en z.g. "Huntenseboom". De Steenfabriek is zaterdags voor Pasen bevrijd, van daaruit kwamen in de namiddag kleine tanks in de richting Azewijn, schoten enige salvo's af bij de Huntenseboom, en gingen achterwaarts weer terug. Dit hebben we zelf waargenomen. Op dit punt zijn verschillende Duitsers gesneuveld. Zo waren wij dan op 1e Paasdag, 1 april 1945, bevrijd. De 1e tank die wij zagen kwam rijden tot bij Alf. ter Wiel en bleef daar achter de boerderij staan. Terstond gingen wij erop af. Wij hadden in ons midden een evakué-familielid, die vloeiend Engels en Frans sprak. Dat was voor die mensen een meevaller. Ze zeiden in het Engels: "welkom tommies", waarop ze antwoordden: "no tommie, Frans Canadier" en wezen naar de revers van hun jas, waarop dit vermeld stond. Meteen sprak onze tolk in het Frans. Een uitbundige vreugde volgde. Ze vertelde hun dat alle Duitsers vertrokken waren, dit werd meteen doorgeseind naar hun onderdeel; het duurde niet lang of er kwamen verschillende tanks en wagens en reden door in de richting Klein-Azewijn, dezelfde weg volgende als op 10 mei de Duitsers. De laatste dagen hadden de Duitsers een kordon om Azewijn gelegd vanaf J. Thus tot G. Hesseling met zware en lichtere landmijnen. Een Engels militair heeft het grootste gedeelte van deze mijnen opgeruimd en op stapel gelegd bij de woning van G. Meurs aan de Groeneweg. De heer Meurs was nieuwsgierig en monteerde een landmijn, met het resultaat, dat de woning de lucht in ging met G. Meurs en zijn zoon. Dit tragisch ongeval gebeurde enige dagen na de bevrijding.
Vlak bij dit huis reed vrachtrijder Jansen met een lading vee op een landmijn die verborgen zat in de berm van de weg. De wagen werd zwaar beschadigd en een paar stuks koeien moesten worden afgemaakt. Jansen en begeleider B. Venes kwamen met de schrik vrij.

Zo heb ik dan een en ander verteld over de veel besproken en de veel bewogen bezettingstijd wat voor velen een angstige en bezorgde tijd is geweest. En het is te hopen dat onze generatie dit niet meer mee mag maken.


Azewijn, 5 mei 1970
w.g. A.E. Venes

Zie ook

Sjabloon:Onderwerp