Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Karmelietenklooster (Boxmeer)
Inhoud
De geschiedenis
Het karmelietenklooster in Boxmeer is in 1653 gesticht door Albert van den Bergh en zijn vrouw Madeleine de Cusance. Albert was graaf van Bergh, maar ook heer van Boxmeer.
Een belangrijke reden voor de stichting was het versterken van de katholieke identiteit van Boxmeer. De soevereine heerlijkheid werd namelijk aan alle kanten omgeven door het gebied van de calvinistische Republiek der Verenigde Nederlanden. De karmelieten moesten weerstand bieden tegen het oprukkende protestantisme. Verder moest het klooster de status van Boxmeer verhogen. De bouw duurde tot 1709, zodat ook graaf Alberts zoon Oswald III en diens vrouw Maria Leopoldina van Oostfriesland-Rietberg erbij betrokken waren. Hun wapens zijn nog steeds boven de toegangspoort van het klooster te zien.
Het klooster is tot op de dag van vandaag in gebruik bij de kloosterorde der karmelieten.
Voor Bergh zijn vooral een aantal kunstwerken in het klooster van belang.
Gravenportretten
In de refter (eetzaal) van het klooster hangen geschilderde portretten van drie generaties graven van Bergh en hun echtgenotes.
- Albert van den Bergh (1607–1656)
- Madeleine de Cusance (1615–1689)
- Oswald III van den Bergh (1646–1712)
- Maria Leopoldina van Oostfriesland-Rietberg (…–1718)
- Maria Catharina Truchsess van Waldburg-Zeil (1702–1739)
- Johan Baptist van Hohenzollern-Bergh (1728–1781)
- Maria Theresia Leopoldina van Hohenzollern-Bergh (1730–1800)
Gebrandschilderde ramen
In kloostergang rondom de binnentuin bevinden zich achttien gebrandschilderde ramen, waarvan de meeste geschonken zijn door graaf Albert en zijn verwanten. Bovenin de ramen is in de meeste gevallen het wapen van de schenk(st)er afgebeeld en een tekst die naar hem of haar verwijst. De ramen beelden personen en gebeurtenissen uit die een rol spelen in de geschiedenis van kloosterorde der karmelieten. Ze zijn gemaakt door onbekende glasschilders die werkten naar het voorbeeld van de Antwerpse kunstenaar Abraham van Diepenbeeck (1596–1675).
Vijftien ramen zijn door graaf Albert of een van zijn verwanten geschonken. Zij staan op de pagina van de betreffende persoon. Dit waren, met – voor zover bekend – het jaar van schenking:
|
Ook de stad Diksmuide heeft een raam geschonken. De resterende twee ramen zijn:
De draagkist voor de Heilig Bloedreliek
In 1656, het jaar van zijn overlijden, schonk graaf Albert samen met zijn vrouw het karmelietenklooster een draagkist (70 cm hoog en 57 cm breed) van verguld zilver en koper voor de Heilig Bloed-reliek. Op de voorzijde van de draagkist staat onder meer: Anno 1656 chronic duplex tessera fidei comitis Alberti et Magdalenae conjugis (In het jaar 1656 deze dubbele blijk van het geloof van graaf Albertus en zijn echtgenote Magdalena). De Heilig Bloed-reliek ontstond in 1400 bij het Bloedwonder van Boxmeer, toen een priester tijdens de mis bij de consecratie twijfelde aan de transsubstantiatie. Daarop veranderde de wijn in bloed en borrelde uit de kelk. De priester kwam tot inkeer en het bloed veranderde weer in wijn, maar op het corporale (het doek waarop de kelk stond) bleef een bloedstolsel achter van ongeveer een centimeter in doorsnede. Het stolsel wordt, met het corporale, bewaard in een 17e eeuwse kristallen cilinder, die is opgeborgen in de draagkist van graaf Albert. De Heilig Bloed-reliek wordt jaarlijks tijdens de Boxmeerse Vaart in een processie door de straten van Boxmeer gedragen.
Ook het gebrandschilderde raam van de stad Diksmuide (zie hierboven) is aan het Bloedwonder van Boxmeer gewijd.
Bronnen
- Op Wikipedia:
- Karmelietenklooster Boxmeer
- Limburg's Jaarboek, derde jaargang, nummer 2, blz. 203–213, op Delpher
- Karmel Nederland
- De gebrandschilderde ramen in het Karmelklooster te Boxmeer