Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Anton Alois van Hohenzollern-Sigmaringen
Inhoud
De eerste graaf die nooit in Bergh woonde
Anton Alois van Hohenzollern-Sigmaringen was van 1787 tot 1831, 53 jaar lang, graaf van Bergh. Zijn voornamen waren voluit Anton Alois Meinrad Frans. Hij werd op 20 juni 1762 geboren in Sigmaringen als zoon van Karel Frederik van Hohenzollern-Sigmaringen en Johanna Josepha van Hohenzollern-Bergh. Hij was hun negende kind, maar zijn oudere broertjes en zusjes zijn allemaal heel jong overleden.
De beschikbare bronnen geven tegenstrijdige informatie over Anton Alois' kinder- en jeugdjaren. Volgens sommige zou hij als kind veel in 's-Heerenberg zijn geweest, waar zijn moeder optrad als plaatsvervangster van haar krankzinnige broer Johan Baptist. Andere zeggen dat hij pas na zijn aantreden als graaf in 1787 voor het eerst zijn Nederlandse bezittingen heeft bezocht. Als plaatsen waar hij gestudeerd heeft worden de universiteiten of hogescholen van Freiburg, Heidelberg Ingolstadt en Würzburg genoemd. Na zijn studie heeft hij, net als zijn vader, een Grand Tour door Europa gemaakt.
Anton Alois trouwde op 13 augustus 1782 op slot Dhaun in de Hunsrück met Amalie Zephyrine van Salm-Kyrburg (1760–1841). Het was een verstandshuwelijk dat, een jaar nadat zijn oudere zus Johanna Francisca was getrouwd met Frederik III van Salm-Kyrburg, de band met dit aanzienlijke geslacht verder moest versterken. Een jaar later werd een zoon geboren die maar kort heeft geleefd. Op 20 februari 1785 volgde hun zoon Karel. Tien weken na Karels geboorte heeft zijn vrouw hem verlaten en zich in Parijs gevestigd, de stad waar ze was opgegroeid. Voor haar was de overgang van deze metropool naar het provinciaalse Sigmaringen te groot geweest. Ze is 23 jaar in Parijs gebleven, tot Karels huwelijk aldaar in 1808 met Antoinette Murat (1793–1847). Zij is vervolgens met haar zoon en schoondochter teruggekeerd naar Sigmaringen, waar zij tot haar dood in 1841 een eigen huishouding heeft gevoerd.
Anton Alois heeft dus vrijwel vanaf de geboorte van zijn zoon gescheiden geleefd van zijn vrouw, maar het huwelijk is nooit ontbonden en het contact tussen de echtelieden is ook nooit verbroken. Hij is zijn vrouw blijven bezoeken en met haar corresponderen, en hij heeft altijd haar rekeningen betaald. Scheiden was iets dat de Hohenzollerns niet deden.
Na de dood van zijn vader op 20 december 1785 – precies tien maanden na de geboorte van zijn zoon Karel – werd Anton Alois regerend vorst van Hohenzollern-Sigmaringen. Toen twee jaar later ook zijn moeder overleed, erfde hij haar Nederlandse bezittingen, waarvan de belangrijkste het graafschap Bergh en de heerlijkheid Boxmeer waren. Hij werd daarmee niet alleen de eerste graaf van Bergh die de naam Van Hohenzollern-Sigmaringen voerde, maar ook de eerste die nooit op Huis Bergh heeft gewoond. In het jaar van zijn aantreden als graaf is hij er nog geweest, maar nadien niet meer (hoewel ook hier de bronnen niet eensluidend zijn).
Bij het bezoek in 1787 aan 's-Heerenberg had de bevolking een erepoort voor hem gebouwd. Hij werd verwelkomd met een vendelhulde en een optocht van de Sint Janscompagnie en het Sint Antoniusgilde. Als teken van dankbaarheid schonk de graaf 150 gulden aan de verenigingen; meer dan genoeg om de feestelijkheden met bier en worst van te betalen. Toen naderhand de balans werd opgemaakt, bleek dat er maar 43 gulden en 7 stuiver uitgegeven was.
Anton Alois overleed op 17 oktober 1831 in Sigmaringen, 69 jaar oud. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Karel.
In 1841 werd in Sigmaringen de Antonstraße naar hem vernoemd.
Beroering in de Franse tijd
De Franse Tijd is voor Anton Alois niet ongemerkt voorbijgegaan. In Nederland begon deze periode in 1795 met de stichting van de Bataafse Republiek, een Franse vazalstaat, en eindige in 1813 met de terugkeer uit ballingschap van de latere koning Willem I. Het definitieve einde kwam in 1815 toen Napoleon bij Waterloo werd verslagen.
Anton Alois raakt Bergh even kwijt
Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, de idealen van de Franse Revolutie, bereikten Nederland in 1795. De adel en de geestelijkheid verloren hun rechten en hun bezittingen boven de grote rivieren werden door de Bataafse Republiek geconfisqueerd. De provincies ten zuiden van de grote rivieren waren door Frankrijk geannexeerd, zodat de bezittingen daar bij Frankrijk kwamen. Dit waren Boxmeer, Haps en Diksmuide.
In de Bataafse Republiek had de Commissie van superintendentie en sequestratie, die in Breda zetelde, zijn goederen nu in beheer. Aan die commissie moesten Anton Alois' administrateur en rentmeesters nu jaarlijks gedetailleerd verslag doen. De graaf was vanzelfsprekend niet blij met de inbeslagname en gaf zijn rentmeester Carel van Nispen een volmacht om, in overleg met administrateur Hoevel, met de Bataafse Republiek te onderhandelen over teruggave van zijn bezit. Ook zijn vrouw Amalie Zephyrine heeft zich in Parijs, waar zij over de juiste contacten beschikte, voor de teruggave ingezet. Uiteraard werd er niets teruggegeven, maar in 1801 konden de in beslag genomen goederen voor 325.000 gulden als particulier bezit worden teruggekocht – natuurlijk zonder Boxmeer en de andere bezittingen in het geannexeerde zuiden. Om die som te kunnen betalen gaf Anton Alois opdracht de heerlijkheid Pannerden te verkopen. Een deel van het benodigde bedrag kwam binnen door verkoop van onroerend goed aan derden. De heerlijkheid zelf met het resterende onroerend goed kochten Van Nispen en Hoevel gezamenlijk voor een bedrag van 230.000 gulden.
Aldus kreeg Anton Alois het grootste deel van zijn Nederlandse territoria als particulier bezit terug. Later kreeg hij volgens de nieuwe Nederlandse grondwet van 1814 zelfs een deel van zijn heerlijke rechten terug. Dit betrof onder meer het recht bij de Staten van Gelderland kandidaten voor te dragen voor lokale bestuursfuncties zoals de burgemeester en gemeentesecretaris. Vóór 1795 was dit voordrachtsrecht een benoemingsrecht, dus de graaf had op dit punt wel aan macht ingeboet. Anderzijds kreeg hij zijn rechten op inkomsten uit goederen wel volledig terug. Zulke zakelijke rechten waren onder meer tiendrechten (het recht op een tiende deel van de oogst), jachtrechten (zie onderstaand krantenknipsel) en de rechten van de vicarieën van Millingen en Driel. Bestuurlijke rechten als het voordrachtsrecht verdwenen bij de grondwetsherziening van 1848, maar de zakelijke rechten bestonden deels nog toen in 1912 de laatste grafelijke bezittingen in Bergh werden verkocht aan dr. Jan van Heek.
Als Duitser werd Anton Alois in 1803 nog eens extra schadeloos gesteld voor zijn verloren Nederlandse bezit. In dat jaar werden volgens de Reichsdeputationshauptschluss alle Duitse vorsten schadeloos gesteld die gebied hadden verloren toen Napoleon in 1801 de Duitse gebieden op de linker Rijnoever annexeerde. Zij kregen daar onteigend gebied op de rechter Rijnoever voor terug. Hohenzollern-Sigmaringen lag weliswaar op de rechter Rijnoever, maar het verlies van Nederlandse bezittingen en rechten, was reden genoeg dat te compenseren met een hele reeks territoria in Zuid-Duitsland. De waarde daarvan bleek uiteindelijk veel groter dan die van de verloren Nederlandse goederen, wat geleid heeft tot de latere rijkdom van Hohenzollern-Sigmaringen. Tot dan toe was het vorstendom beslist niet vermogend geweest.
Hohenzollern-Sigmaringen blijft behouden
Ondanks de compensaties heeft Anton Alois voor het voortbestaan van Hohenzollern-Sigmaringen moeten vrezen. Nadat Napoleon de linker Rijnoever had geannexeerd, vormde hij op de rechter Rijnoever vazalstaten, die zich in 1806 verenigden in de Rijnbond. In dit proces werden heel veel kleine Duitse staatjes samengevoegd met grotere. Hohenzollern-Sigmaringen stond, net als Hohenzollern-Hechingen, op de nominatie bij het groothertogdom Baden of bij het koninkrijk Württemberg gevoegd te worden. Er waren zelfs al Württembergse troepen binnengetrokken, maar Anton Alois' vrouw Amalie Zephyrine heeft, dankzij haar nog steeds goede betrekkingen aan het hof van Napoleon, voor elkaar gekregen dat beide vorstendommetjes bleven bestaan en tot de Rijnbond konden toetreden. Sterker nog: tot dan toe waren Sigmaringen en Hechingen Oostenrijkse leengoederen – nu waren ze volledig soeverein.
Ook de koning van Pruisen, als Hohenzollern een ver familielid van de vorsten in Sigmaringen en Hechingen, was voorstander van het voortbestaan van de twee vorstendommetjes. Daar ligt namelijk het stamland van het geslacht Hohenzollern. Het lijkt er echter niet op dat de koning vanuit Berlijn heeft kunnen helpen, want juist in 1806 had hij Frankrijk de oorlog verklaard en werd prompt verslagen in de Slag bij Jena.
Aldus bleef Hohenzollern-Sigmaringen niet alleen behouden, maar steeg het in omvang, waarde en status. Dat laatste gold niet alleen voor het vorstendom als soeverein land, maar voor ook de familie, doordat zoon Karel in 1808, met goedvinden van Napoleon en de koning van Pruisen, boven zijn stand had kunnen trouwen. Zijn bruid, Antoinette Murat, was weliswaar de kleindochter van een herbergier, maar keizer Napoleon had haar kort voor haar huwelijk tot prinses verheven. Ze was immers het nichtje van Napoleons jongste zus Caroline.
Reorganisaties in Bergh
Het was niet gemakkelijk de Berghse bezittingen vanuit het verre Sigmaringen te beheren, maar Anton Alois heeft het systeem van administrateurs en rentmeesters jarenlang gelaten zoals hij het in 1787 van zijn moeder geërfd had. Pas in 1819 voerde hij een eerste reorganisatie door met het terugbrengen het aantal rentmeesters van vijf naar drie.
Ingrijpender was de reorganisatie die volgde op een inspectiereis van een hoge ambtenaar uit Sigmaringen in 1824. Er bleef één rentmeester over, die niet meer ondergeschikt was aan de administrateur, maar net als de administrateur direct verantwoording verschuldigd was aan de regering in Sigmaringen. De taken van de administrateur en de rentmeester werden duidelijker omschreven en volledig van elkaar gescheiden. Door deze reorganisatie verbeterde het beheer van Bergh sterk, maar bleef door de grote afstand tot Sigmaringen moeilijk.
Na Anton Alois' overlijden in 1831 voerde zijn opvolger Karel nog meer hervormingen door en zette een proces in van geleidelijke verkoop van land. Uiteindelijk leidde dit op 1 november 1912 tot de verkoop van Huis Bergh en de weinige nog resterende grond aan dr. Jan Herman van Heek voor een bedrag van 825.000 mark.
Enkele krantenknipsels
Bronnen
- Huis Bergh – kasteel-kunst-geschiedenis, blz. 58, 59
- Het archief van het Huis Bergh (boek), blz. 77–78
- Bergh; Heren, Land en Volk, blz. 259, 263
- Delpher
- Duitse Wikipedia
- Das Fürstenhaus Hohenzollern, Hubert Krins, Kunstverlag Josef Fink, Lindenberg (2005), blz. 11-16
- Gelders Archief, archieftoegang 3027 Familie Van Nispen, inventarisnummer 3.5.1.
- Geschichte der Hohenzollernschen Staaten Hechingen und Sigmaringen von den ältesten Zeiten bis auf unsere Tage, durchaus nach Quellen bearbeitet, deel 6, Fidel von Baur, Sigmaringen (1835), blz. 57-58
- Hohenzollerische Heimat, 39e jaargang, nr. 1 (maart 1989), blz. 34-37