Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Berntsen, Wilhelmus Henricus
Inhoud
Zijn jeugd
Wim Berntsen werd geboren in Loerbeek op 2 augustus 1920 als oudste van de negen kinderen van Albertus Johannes Wilhelmus Berntsen en Theodora Grada ten Bensel.
Als oudste hielp Wim al vroeg mee op de molen van zijn vader, maar hij hielp zijn moeder ook. Hij paste wanneer nodig op zijn jongere broers en zussen, en stak zijn handen uit de mouwen bij het werk. Hij was serieus en probeerde alles goed aan te pakken. Daarbij had hij een soort droge humor over zich.
Na de lagere school is Wim drie jaar naar het Instituut Saint-Louis in Oudenbosch geweest. Aan dit internaat van de Broeders van de Congregatie van de heilige Aloysius Gonzaga heeft hij de Handelsschool gevolgd, die hij in 1934 met een examen heeft afgesloten. Wim behoorde tot de besten van zijn klas, en heeft met zijn studieprestaties verscheidene mooie boeken gewonnen.
Wim is niet de enige Berntsen die Oudenbosch heeft bezocht. Zijn broer Joep was er van 1940 tot 1943, zijn neef en naamgenoot Wim Berntsen uit Azewijn van 1938 tot 1942, en na de oorlog heeft zijn neef Alex Berntsen er de bakkersvakschool gevolgd.
Na zijn terugkeer uit Oudenbosch heeft Wim een schriftelijke cursus voor molenaarsgezel gevolgd bij het Station voor Maalderij en Bakkerij in Wageningen. Daarna heeft hij in 1938 in Doetinchem een cursus Pluimveekennis gevolgd, en bovendien als 18-jarige zijn rijbewijs gehaald. Al deze opleidingen kwamen hem goed van pas bij zijn werk op het bedrijf van zijn vader, maar zijn interesses reikten verder, en zo vond hij ook nog tijd voor een cursus Esperanto.
Ondanks zijn drukke werk heeft Wim toch steeds voldoende tijd gehad voor ontspanning. Thuis of met vrienden speelde hij gezelschapsspellen, en hij hield van voetballen, schaatsen en biljarten (ook later als soldaat), en in Oudenbosch was hij met plezier lid geweest van het jongenskoor. Hij fietste ook graag, en zo is hij in 1937 met zijn broer Harrie en een dorpsgenoot naar Bloemendaal bij Haarlem gefietst, waar van 31 juli tot 9 augustus de vijfde Wereldjamboree van de padvinderij plaatsvond.
Het was de bedoeling dat Wim zijn vader zou opvolgen als molenaar, maar het lot heeft anders beslist.
Zijn militaire dienst
De opleiding in Bussum
Wim is op 23 oktober 1939 opgekomen voor militaire dienst bij het 8e Regiment Infanterie (8 RI) in de Kolonel Palmkazerne in Bussum. Dit was een nieuwe kazerne, die juist in dat jaar was gereedgekomen. In vredestijd lag 8 RI vanouds in de Menno van Coehoornkazerne in Arnhem, maar vanwege de oorlogsdreiging vond de opleiding van de rekruten in het westen van het land plaats.
Wim is waarschijnlijk niet met plezier in dienst gegaan, maar hij heeft zich er ook niet tegen verzet. Hij beschouwde het als iets dat er bij hoorde; je deed het gewoon. Gelukkig trof hij een paar goede kameraden, en ook met een aantal Bussumse families heeft hij kennis kunnen maken. Met hen heeft hij na zijn overplaatsing naar het veldleger nog gecorrespondeerd.
In de Kolonel Palmkazerne kreeg Wim een opleiding in de bediening van het pantserafweergeschut (PAG). Dit was een in die tijd uiterst modern kanon van Oostenrijkse makelij om tanks en pantserwagens mee uit te schakelen. Hoewel het Nederlandse leger toen vooral met oud wapentuig was uitgerust, had het toch 386 stukken PAG. Elk infanteriebataljon had ter ondersteuning een compagnie met zes van zulke kanonnen, verdeeld over twee pelotons. Voor de bediening waren er per kanon vijf man nodig: de schutter, de richter, de lader en twee munitiehalers (of -dragers). Daarnaast waren er nog de stukscommandant (een sergeant), de motorordonnans en de chauffeur van de zogenaamde PAG-trekker (een soort autobus zonder dak). Bij verplaatsingen trok de trekker het kanon en vervoerde de soldaten en de munitie. De stukscommandant zat dan als duopassagier bij de motorordonnans achterop.
Op nevenstaande winterse foto, die waarschijnlijk tijdens een schietoefening is gemaakt, is Wim de tweede man van rechts. De wielen zijn van het kanon afgehaald, zoals dat gebruikelijk was als het in stelling stond. Op de voorgrond, met zijn hand aan het sluitstuk, zit de schutter. Aan de andere kant van het kanon zit de richter (die als korporaal tevens plaatsvervangend stukscommandant was). In deze opstelling neemt Wim de plaats van de lader in, dus was dit waarschijnlijk zijn functie. In dat geval was hij, ondanks zijn rijbewijs, niet de chauffeur van de PAG-trekker. De twee mannen achteraan zijn normaliter de twee munitiehalers, maar hier zijn het waarschijnlijk een schietinstructeur (achteraan) en de stukscommandant. Laatstgenoemde draagt een chroomleren jas, omdat hij zich met de ordonnans per motor verplaatste. Onderaan op zijn mouw heeft hij de enkelvoudige gouden "bananenschil" die het rangonderscheidingsteken van een sergeant was.
Soldaat bij 1-IV Bat. Pag.
Na de opleiding werd Wim niet bij een van de PAG-compagnieën van 8 RI geplaatst, maar bij 1-IV Bat. Pag. (de 1e compagnie van het IVe Bataljon Pantserafweergeschut). Aldus behoorde Wim niet meer tot 8 RI. De commandant van 1-IV Bat. Pag. was kapitein Höpink. Het toeval wil dat Wims broer Clemens later in de oorlog in het verzet met kapitein Höpink zou samenwerken.
1-IV Bat. Pag. was een reserve-eenheid die direct onder de commandant van de IVe Divisie van het Veldleger viel. Elke veldlegerdivisie beschikte over zo'n extra compagnie pantserafweergeschut. De IVe Divisie moest in mei 1940 het gebied rond de Grebbeberg verdedigen, en de reservetroepen zouden al naar gelang het verloop van de strijd worden ingezet waar dat nodig was.
Zo kwam Wim in het voorjaar van 1940 in Amerongen te liggen, een eindje achter de Grebbelinie. De Grebbelinie was de verdedigingslinie die liep van het IJsselmeer naar de Grebbeberg. In Amerongen heeft Wim de oorlog afgewacht. Op Hemelvaartsdag, 2 mei 1940, is hij voor het laatst thuis geweest. Elf dagen later, op 13 mei, sneuvelde hij.
De strijd op de Grebbeberg
Toen op 10 mei de oorlog uitbrak, werd 1-IV Bat. Pag. direct verplaatst naar meubelfabriek "De Rijn"in Remmerden, een plaatsje pal aan de Rijn tussen Elst en Rhenen vlak achter de Grebbeberg. In afwachting van verdere orders hebben de jongens daar niet veel meer gedaan dan op wacht staan en wat patrouillelopen. Ze konden de strijd bij de Grebbeberg wel horen, en ook hebben ze een aantal Duitse vliegtuigen zien neerstorten, maar in Remmerden bleef het nog rustig.
Op zondagmorgen 12 mei, eerste pinksterdag, liep Wim met een patrouille ergens buiten zijn bivak, toen een boodschapper kwam zeggen dat ze onmiddellijk terug moesten. De compagnie had orders gekregen zich te melden bij de commandant van het 8e Regiment Infanterie, die zijn commandopost vlak bij de Grebbeberg had. Het peloton van Wim kreeg opdracht met zijn drie kanonnen stellingen te betrekken op de Grebbeberg.
Wim heeft enkele gebeurtenissen van 10, 11 en 12 mei in een dagboek beschreven.
Tien mei 1940.
Begin van oorlog met Duitsland.
Het was bijna half vijf, toen het lawaai, dat "de jongens" produceerden, me wakker deed worden. Eerst dacht ik, dat het al zes uur was, maar een blik op mijn polshorloge bracht me met de juiste tijd op de hoogte en meteen maakte ik me kwaad op de rustverstoorders.
Maar even daarna drongen andere geluiden tot me door; het ronken van vliegtuigen en het ratelen van luchtmitrailleurs. Toch bleef ik rustig op mijn krib liggen, want mijn overtuiging, die ik zo langzamerhand kreeg, was, dat "de moffen" een grootse aanval op Engeland ondernamen en om sneller over te zijn, ons land overvlogen.
Tot bijna zes uur ben ik daarom op mijn nest blijven liggen.
Ondertussen hadden anderen al gezien, dat een drietal vliegtuigen door afweervuur waren getroffen. Ook was de eigenlijke reden waarom die machines door de lucht voeren, nu bekend geworden en deden geruchten de ronde, dat parachutetroepen waren gedaald.
We kregen orders alles te pakken en toen dat was gebeurd, het was onderhand al 9 uur geworden, reden we naar Remmerden, een plaatsje tussen Elst en Rhenen.
Een oude meubelfabriek, waar anders een andere comp.- pag. ligt ingekwartierd, maar die nu door hun vertrek naar de stellingen verlaten lag, werd onze woning. We blijven er voorlopig liggen, omdat we tot de reservedivisie behoren. Overal langs de weg van Amerongen naar Remmerden wuifden de mensen met hun handen, al of niet voorzien van zakdoeken.
Nadat de trekkers met de kanonnen onder dak waren gebracht, konden we beginnen met 'het niets doen'.
Later in de voormiddag kreeg ik voor het eerst te zien, dat een toestel werd getroffen. Na de middag zag ik voor het eerst een vliegtuig bommen uitwerpen. Het vliegtuig dook plotseling, liet zijn bommen vallen en steeg meteen weer. Het was een mooi gezicht.
De gehele dag werd er gevlogen en geschoten. Om een uur of negen gingen we naar bed.
Hoewel we niet direct insliepen, had ik toch al een flink 'tukkie' gedaan, toen ik door geweldig knallen wakker schrok. Het had al een kwartiertje geduurd en we veronderstelden al, dat de Duitsers van dichtbij vuurden, toen onze luit vertelde, dat onze artillerie aan het inschieten was.
We waren vooral op de gedachte gekomen, dat de Duitsers aan het bombarderen zouden zijn, door het ’s avonds tevoren ontvangen bericht, dat Wageningen al in hun handen was.
Gelukkig bleek later dat bericht geheel vals te zijn.
(11 mei)
Om vijf uur 's morgens moest ik achter de loods op wacht met nog een andere jongen. Er viel niet zo veel voor gedurende die 2 uren. Een vliegtuig zagen we neerschieten.
[Wims pen is leeg en hij schrijft verder met potlood.]
's Middags kwamen allerlei geruchten los, welke gedeeltelijk door teruggetrokken troepen werden verspreid. Deze troepen waren van de genie en luchtdoelartillerie. Om 1 uur deed het gerucht de ronde dat de Ver. Staten in zouden grijpen. Om half twee zei men, dat Italië een ultimatum zou hebben gesteld. Om half drie zei men, dat er in Rhenen met gas was gegooid. Een korporaal had zijn gasmasker reeds op gehad. Wij kregen ook order direct het gasmasker in alarmstelling op de rug te houden.
11 uur 's nachts werden we gewekt om de wacht van 'de veld' te assisteren wegens het dalen van parachutisten. Van twee tot bijna vijf uur moesten we met een van 'de veld' op wacht.
(12 mei)
Van 8 tot tien moest ik patrouille lopen. Onderweg, het was bijna 10 uur, kwam men ons al zeggen, dat we ons bij onze kapitein moesten melden, omdat we naar de stellingen moesten. We pakten al onze spullen bij elkaar en vertrokken richting Rhenen, waar we, na een half uurtje wachten bij de stellingen in Rhenen (tot kwart voor elf) naar de stellingen in Venendaal vertrokken. Toen wij tenslotte na lang zoeken, in de buurt van deze plaats terecht kwamen, waren en werden die stellingen zo geweldig met bommen bezaaid, dat besloten werd met ons stuk naar Ouwehands Dierenpark te gaan, waar we de 2 andere stukken hadden achtergelaten. Hier moesten we, zo had een majoor tegen onze sergeant gezegd op nadere orders wachten.
Het bombarderen duurde voort…
Wim noemt op 12 mei de plaatsnaam Veenendaal. Dit moet op een misverstand berusten, mogelijk door verwarring met de Levendaalseweg (langs de noordkant van de Grebbeberg), waar de commandopost van 8 RI was gevestigd. Onduidelijk is ook, op welk tijdstip Wim de aantekeningen van 12 mei heeft gemaakt. Was het terugtrekken naar Ouwehands Dierenpark op het moment van schrijven nog slechts een plan, of was het al uitgevoerd?
Uit andere informatie is op te maken dat het stuk van Wim een tijdlang op de Grebbeberg in stelling heeft gestaan. Wie tegenwoordig van de kant van Wageningen de berg oprijdt, kan deze plek nog makkelijk terugvinden. Op de top aangekomen, ziet men aan de rechterhand eerst het Militair Ereveld. Daarna volgt een open stuk bouwland, waarna het bos begint waarin Ouwehands Dierenpark ligt. Juist op de grens tussen het bouwland en het bos liep in mei 1940 een verdedigingslinie van loopgraven, de zogenaamde stoplijn. Wims stuk stond op 12 mei aan de noordkant van de weg, daar waar de stoplijn de weg sneed. In dat gedeelte van de stoplijn lagen mannen van de 2e compagnie van III-8 RI (2-III-8 RI).
Op 12 mei stonden de Duitsers al onderaan de berg, en die nacht is een voorhoede van de SS via de weg over de Grebbeberg doorgebroken tot in Rhenen. Dit heeft tot grote paniek en wanorde onder de Nederlandse troepen geleid. Hoewel de Nederlanders zich enigszins hebben kunnen hergroeperen, waardoor de voorhoede van de SS afgesneden raakte van de hoofdmacht, was de weerstand op de Grebbeberg toen eigenlijk al gebroken.
Er zijn aanwijzingen dat het kanon van Wim op 12 mei is uitgeschakeld, of in ieder geval onklaar is geraakt. De PAG-soldaten konden dus niet meer doen waar ze voor opgeleid waren. Toen die nacht de SS doorbrak, hebben de jongens van het PAG zich met hun trekker (althans met een "wagen") in de richting van Rhenen teruggetrokken. Bij het viaduct over de spoorlijn aldaar kwamen ze onder vuur van de SS te liggen en sprongen hun wagen uit om dekking te zoeken. Zoals hierna zal blijken, is Wim niet meegegaan richting Rhenen, maar op de berg achtergebleven.
Het sneuvelen van Wim
Op 13 mei, tweede pinksterdag, ging de Duitse aanval door. Bij een artilleriebeschieting sneuvelde die dag luitenant Van der Kuijp, Wims pelotonscommandant. Hij en Wim zijn de enige twee doden van 1-IV Bat. Pag, maar Wim was op het moment dat Van der Kuijp sneuvelde nog in leven. Wel is hij diezelfde dag gewond geraakt bij een PAG-opstelling (althans bij een kanon; dit kan ook een 6-Veld zijn geweest) ten noorden van de dierentuin. Mogelijk is hij daar terechtgekomen in de golf van paniek die de voorgaande nacht was uitgebroken bij de Duitse doorbraak. Een precieze reconstructie is niet meer mogelijk, maar op een of ander manier is Wim teruggekomen in de loopgraaf van 2-III-8 RI bij de weg. Daar vlakbij, bij de ingang van Ouwehands Dierenpark, was een hulpverbandplaats (een medische post). Misschien is Wim daar nog verbonden.
Uit de beschikbare verslagen en rapporten kan afgeleid worden dat hij door de Duitsers is neergeschoten toen hij zich overgaf. Volgens deze reconstructie bevond Wim zich met een aantal militairen – van verschillende eenheden – in de ondergrondse schuilplaats van de 1e sectie van 2-III-8 RI, die achter de loopgraaf was gegraven. Allemaal waren ze uitgeput van de spanning en de slapeloze nachten. Plotseling probeerden de Duitsers door een gat bij de deur handgranaten naar binnen te gooien. Dat lukte niet, omdat het gat was dichtgestopt, waarna ze op deur bonkten en riepen heraus, heraus. De Nederlanders kwamen toen naar buiten, maar omdat ze niet geleerd hadden, hoe ze zich moesten overgeven, hadden ze hun geweer nog in de hand. De voorste twee werden door de Duitsers meteen neergeschoten. Daarop hief korporaal Löwenstein in een reflex, of in woede, zijn geweer, waarop de Duitsers ook hem doodschoten. Meteen daarna werden nog twee soldaten gedood.
Het is niet zeker of het zo gegaan is, maar uit de beschikbare gegevens is een dergelijk verloop te reconstrueren. Vast staat echter dat er op 16 mei voor deze schuilplaats zes doden bij elkaar werden gevonden. Dit staat beschreven in het rapport dat de Nederlandse sergeant Sellies in opdracht van de Duitsers maakte over de berging van de gesneuvelden op de Grebbeberg. De zes waren bedekt met dekens, die ergens tussen 13 en 16 mei over de lichamen moeten zijn gelegd. In de onmiddellijke nabijheid zijn geen andere lichamen gevonden.
Eén van de zes, soldaat Nijentap van 19 RI, was al in de nacht van 12 mei bij de sluis onderaan de berg omgekomen en later met een PAG-trekker omhoog gebracht. Dit blijkt onomstotelijk uit verhalen van militairen die hebben gezien hoe Nijentap omkwam. Op dit punt klopt het rapport van sergeant Sellies niet, maar omdat Nijentap en de andere vijf als één groep bij elkaar lagen, is het begrijpelijk dat verondersteld werd dat zij alle zes bij hetzelfde incident waren omgekomen.
Als argument tegen deze reconstructie kunnen de overlijdensakten van de zes aangevoerd worden. Die zijn verspreid over de tweede helft van 1940 in Rhenen opgemaakt, maar vermelden verschillende tijdstippen van overlijden. In Nijentaps akte staat inderdaad 12 mei als overlijdensdatum, maar als tijdstip werd des voormiddags ten elf ure genoteerd, hoewel vaststaat dat hij al in de vroege uren van 12 mei is gesneuveld. De betrouwbaarheid van het vermelde tijdstip lijkt dus niet groot, te meer daar de akten van de andere vijf tijdstippen verspreid over de hele dag van 13 mei laten zien. Wim zou – net als Winkelman – al om vier uur 's morgens zijn gesneuveld, Löwenstein om elf uur, Ursinus om half twee en Kerssen pas om half zeven 's avonds. Bij een dergelijk tijdsverloop is het niet waarschijnlijk dat de lichamen als één groep bij elkaar zijn gelegd.
Het nieuws van Wims dood
Na de capitulatie was er alom verwarring over het lot van de Nederlandse soldaten die aan de strijd hadden deelgenomen. Ook bij Wim thuis wist men niets over hun zoon en broer. Even was er een moment van opluchting toen iemand kwam vertellen dat hij Wim in Winterswijk in een trein met krijgsgevangenen had gezien. Hoe hij in Winterswijk was terechtgekomen, was onduidelijk, maar het was in elk geval een teken van leven.
Het bleek echter al gauw, dat alle krijgsgevangenen via Arnhem en Zevenaar naar Duitsland werden overgebracht. Wims vader is toen naar het station in Arnhem gegaan, om hem daar te zien en als het kon hem een pakketje mee te geven. Hij heeft er de hele dag op wacht gestaan, maar Wim zag hij niet.
Lau Berntsen, een oom van Wim die in Beek woonde, had gehoord van de zware strijd op Grebbeberg en is er per fiets naar toe gegaan. Daar vond hij een graf van een soldaat met de naam W.L.L. Berntsen of W.I.I. Berntsen. De geboortedatum en andere gegevens klopten, maar de tweede en derde voorletter niet. De vrees, dat het toch Wim zou kunnen zijn, werd al groter, maar geheel zeker was het nog niet.
Wims vader heeft toen het Ministerie van Oorlog gebeld om te vragen, of soldaat Wim Berntsen gesneuveld zou kunnen zijn. Er waren daar wel enkele spulletjes van een soldaat Berntsen aangekomen, zei men, maar Berntsens verzoek om deze naar hem op te sturen, werd niet ingewilligd. Hij mocht echter wel komen kijken, en is toen zo spoedig mogelijk per trein naar Den Haag gegaan. Daar aangekomen bleek dat men op het grafkruis het dwarsbalkje van de H had vergeten. De voorwerpen waren dus van Wim. Het bange vermoeden was bewaarheid geworden.
Wims nalatenschap bestond uit het dagboek dat hij net begonnen was, en zijn portemonnee. Hierin zat nog het tientje dat hij gekregen had toen hij op 2 mei voor het laatst van huis was gegaan. Wims horloge, dat hij blijkens zijn dagboek had, was echter verdwenen.
Berntsen heeft vervolgens gehandeld zoals hij thuis met zijn gezin had afgesproken. Als de spullen niet van Wim waren, zou hij voor 12 uur bellen. Als ze wel van Wim waren, zou hij via Voorhout, waar zijn zoon Clemens aan de Bisschoppelijke Nijverheidsschool studeerde, terugreizen en Clemens meenemen. Clemens, dolblij dat er iemand van thuis op bezoek kwam, kreeg toen het nare en ware bericht over broer Wim te horen. Ook later die dag was er grote verslagenheid in de familie- en vriendenkring.
Wims graf op de Grebbeberg
De lichamen van Wim en de vijf anderen zijn een voor een naar hun graf op het Militair Ereveld Grebbeberg (dat toen aan het ontstaan was) gedragen. Aldus heeft Wim al een dag nadat met de berging van de doden werd begonnen, zijn laatste rustplaats gevonden. Andere gesneuvelden, waaronder luitenant Van der Kuijp, zijn eerst begraven op de plek waar ze gevonden werden, en na 27 mei op het Ereveld herbegraven. Weer andere doden zijn pas na dagen of weken, soms zelfs pas na maanden of nog langer gevonden. Een voorbeeld hiervan is korporaal Van Til.
De doden werden op het Ereveld begraven in de volgorde waarin ze aangevoerd werden. Uit de grafnummers is aldus af te leiden dat Wim als laatste van de zes bij de schuilplaats is weggedragen. Hij kwam te liggen in de eerste rij, graf 55. Dat is vandaag de dag nog steeds zijn graf, met nog steeds hetzelfde nummer.
Dit had anders kunnen zijn als Wims ouders toestemming hadden gekregen hun zoon in Beek te herbegraven. Burgemeester Nederveen van Bergh heeft hiertoe op 28 mei 1940 uit naam van Wims vader een verzoek ingediend bij de commandant van 1-IV Bat. Pag. Als zodanig fungeerde toen niet meer kapitein Höpink, maar luitenant Coster van Voorhout. Deze antwoordde de burgemeester in een brief gedateerd 10 juni 1940, dat herbegraving onder geen voorwaarde kon worden toegestaan. Naar verluidt was het de burgemeester van Rhenen die opgraving van gesneuvelden op het ereveld in zijn gemeente, om hygiënische redenen niet toestond.
De afwijzing is op 12 juni telefonisch vanaf het gemeentehuis doorgegeven aan Wims vader. Mogelijk wist hij al dat zijn verzoek zou worden afgewezen, of wellicht was hij van gedachten veranderd, want op 10 juni werd er in de Sint-Martinuskerk in Beek een requiemmis voor Wim gelezen. Voor in de kerk stond toen een lege kist afgedekt met een Nederlandse vlag.
Zijn nagedachtenis
Wims naam staat op:
- het oorlogsmonument in 's-Heerenberg
- het oorlogsmonument in Beek
- het Monument 8e Regiment Infanterie op de Grebbeberg
- in de Erelijst van gevallenen 1940-1945
De overlijdensaangifte
Het overlijden van Wim moest, zoals elk ander overlijden, worden aangegeven in de gemeente waar hij gesneuveld was. Hier was dat de gemeente Rhenen, waar Wims vader zich op 15 augustus 1940 meldde om de aangifte te doen. Dat was drie maanden nadat Wim was gesneuveld en twee maanden na de requiemmis die voor hem was gehouden. Weer een maand later, op 11 september, werd zijn overlijden geregistreerd in de gemeente Bergh.
Deze gang van zaken doet merkwaardig aan. Waarom moest Wims vader drie maanden na Wims dood nog naar Rhenen om aangifte te doen? Een officiële lijst van gesneuvelden was allang bekend, maar die heeft blijkbaar niet voor dat doel kunnen dienen. Het lijkt erop dat er in die dagen geen vaste regels waren voor het aangeven van de dood van Nederlandse militairen. In elk geval is er bij de overlijdensaangifte van de omgekomen Berghse militairen geen vast patroon te ontdekken.
Een opvallend gegeven in Wims overlijdensakte is het hierboven al genoemde tijdstip van sneuvelen: om 4 uur in de morgen van 13 mei. Dit detail moet Wims vader bij de aangifte gemeld hebben, maar hoe kwam hij daaraan? Het moet uiteindelijk van een ooggetuige afkomstig zijn. Volgens de beschikbare rapporten waren sergeant Landman en soldaat Brouwer, beide van 2-III-8 RI, ook in de schuilplaats, en mogelijk waren er nog meer. Er waren dus overlevenden van dit incident, en zij zijn zo goed als zeker krijgsgevangen gemaakt. In juni 1940 zijn de meeste krijgsgevangenen weer vrijgelaten, waarna het verhaal op een of ander manier bij de familie Berntsen is terechtgekomen. Er is op voorhand geen reden dat verhaal in twijfel te trekken, maar waarom wordt in de vijf overlijdensakten niet hetzelfde tijdstip genoemd? Misschien heeft elke overlevende een eigen versie van de gebeurtenis verteld.
Het is in elk geval uitgesloten dat na drie dagen, toen Wim gevonden werd, het tijdstip van overlijden nog zo precies kon worden vastgesteld – zo men dat al heeft willen doen. Bovendien past het vermelden van het tijdstip niet bij de formulering "is overleden bevonden". Het toegevoegde woord "bevonden" geeft aan vanaf wanneer het overlijden vaststaat, maar niet wanneer de dood is ingetreden.
Fotogalerij
Bronnen
- Familie Berntsen (herinneringen, foto's, brieven)
- Er op of er onder, blz. 135
- Erelijst van gevallenen 1940-1945
- Gemeentearchief Bergh, inventarisnummer 1587 (Stukken betreffende dienstplichtigen, waaronder inzake lotgevallen van militairen uit de gemeente gedurende de meidagen van 1940)
- Oorlogsgravenstichting
- Stichting De Greb (o.a. rapport van begravingen van sergeant Sellies en verklaring van soldaat J.W. Brouwer van 2-III-8 R.I. in 1999)
- WieWasWie