Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Willem II van den Bergh: verschil tussen versies
k (Wapen in gebrandschilderd raam) |
k (→Functies en daden: interne link) |
||
(14 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | |||
== De eerste Van der Leck == | == De eerste Van der Leck == | ||
+ | [[Bestand:Wapen Willem II vd Bergh.jpg|right|thumb|320px|'''Willem II voerde tot 1433 het wapen van zijn vader; nadien voerde hij enkel het wapen van Bergh.]] | ||
'''Willem II van den Bergh''' was van [[1416]] tot zijn dood in [[1465]] de eerste [[Graven van den Bergh|heer van Bergh]] uit het [[Graven van den Bergh#Huis Van der Leck |Huis Van der Leck]]. Hij was de opvolger van zijn grootvader [[Frederik III van den Bergh]]. | '''Willem II van den Bergh''' was van [[1416]] tot zijn dood in [[1465]] de eerste [[Graven van den Bergh|heer van Bergh]] uit het [[Graven van den Bergh#Huis Van der Leck |Huis Van der Leck]]. Hij was de opvolger van zijn grootvader [[Frederik III van den Bergh]]. | ||
Regel 7: | Regel 7: | ||
Na de dood van zijn grootvader Frederik op 3 oktober 1416 werd Willem op 12-jarige leeftijd heer van Bergh. Zijn vader Otto trad aanvankelijk op als regent. Willem was bij zijn geboorte een Van der Leck, maar in [[1441]] nam hij zijn moeders naam Van den Bergh aan. | Na de dood van zijn grootvader Frederik op 3 oktober 1416 werd Willem op 12-jarige leeftijd heer van Bergh. Zijn vader Otto trad aanvankelijk op als regent. Willem was bij zijn geboorte een Van der Leck, maar in [[1441]] nam hij zijn moeders naam Van den Bergh aan. | ||
− | Al in [[1433]] had hij zijn wapen vervangen door het [[Wapen van de graven van Bergh|wapen van Bergh]]. Tot dat jaar voerde hij het gevierendeelde wapen van zijn vader met daarin het wapen van Bergh en de drie halvemanen ("wassenaars") van het geslacht Van Polanen (zijn grootvader van vaderskant was Jan II van Polanen). Dit wapen is | + | === Zijn wapen === |
+ | Al in [[1433]] had hij zijn wapen vervangen door het [[Wapen van de graven van Bergh|wapen van Bergh]]. Tot dat jaar voerde hij het gevierendeelde wapen van zijn vader met daarin het wapen van Bergh en de drie halvemanen ("wassenaars") van het geslacht Van Polanen (zijn grootvader van vaderskant was Jan II van Polanen). Dit wapen is hiernaast met al zijn [[pronkstuk]]ken afgebeeld. Op het lint onder het wapen staat het [[Motto (heraldiek)|motto]] ''Dominus protector vitae meae: a quo trepidabo''. Dit is de Latijnse versie van de eerste versregel van psalm 27. Een letterlijke vertaling is "de Heer is de behoeder van mijn leven: wie zou ik dan vrezen?" In Nederlandse bijbels is de vertaling vrijer; in de Willibrordvertaling is het "De Heer is mijn licht en mijn heil: wie zou ik dan vrezen?" De lijfspreuk is ook op meerdere [[Berghse munten]] afgebeeld. | ||
+ | |||
+ | Dit wapen is ook te zien in het gebrandschilderde raam dat bij de restauratie van [[1925]]–[[1926]] is aangebracht in de noordmuur van de huidige [[Hervormde kerk in 's-Heerenberg|protestantse kerk]] in 's-Heerenberg (zie foto nr. 3 in [[Fotoalbum Nederlands Hervormde kerk 1962|dit fotoalbum]] ). | ||
+ | <br clear=all/> | ||
== Zijn bezittingen == | == Zijn bezittingen == | ||
Regel 20: | Regel 24: | ||
*Op 20 oktober [[1428]] erfde hij met het overlijden van zijn vader Otto onder meer de heerlijkheden [[Gageldonk]], [[Hambroek]], [[Hedel]] en [[Eem, Van der|Van der Eem]], en in de [[Breda|baronie van Breda]] de [[grafelijke molens]] in [[Grafelijke molen Alphen|Alphen]], [[Kaarschotse molen|Rijsbergen]] en [[Akkermolen|Zundert]]. | *Op 20 oktober [[1428]] erfde hij met het overlijden van zijn vader Otto onder meer de heerlijkheden [[Gageldonk]], [[Hambroek]], [[Hedel]] en [[Eem, Van der|Van der Eem]], en in de [[Breda|baronie van Breda]] de [[grafelijke molens]] in [[Grafelijke molen Alphen|Alphen]], [[Kaarschotse molen|Rijsbergen]] en [[Akkermolen|Zundert]]. | ||
*In [[1430]] kocht hij [[Millingen]] terug van Johan van Arkel. Heer Willems overgrootvader [[Willem I van den Bergh]] had deze heerlijkheid in [[1365]] als bruidsschat aan zijn dochter Elisabeth meegegeven. Elisabeth was Johan van Arkels grootmoeder. | *In [[1430]] kocht hij [[Millingen]] terug van Johan van Arkel. Heer Willems overgrootvader [[Willem I van den Bergh]] had deze heerlijkheid in [[1365]] als bruidsschat aan zijn dochter Elisabeth meegegeven. Elisabeth was Johan van Arkels grootmoeder. | ||
− | *In [[1432]] en [[1433]] ontving hij van de hertog van Gelre achtereenvolgens de voogdij over [[Elten]] en de markttol aldaar. Dit hield in dat hij daar tijdens de jaarlijkse Sint Vitusmarkt van 12 tot 24 juni tol kon heffen en kon rechtspreken. | + | *In [[1432]] en [[1433]] ontving hij van de hertog van Gelre achtereenvolgens de voogdij over [[Elten]] en de markttol aldaar. Dit hield in dat hij daar tijdens de jaarlijkse Sint Vitusmarkt van 12 tot 24 juni [[Tolrecht|tol kon heffen]] en kon rechtspreken. In [[1473]] is de voogdij overgegaan op de hertog van [[Kleef]]. |
*In 1440 kocht hij het [[Loil|Huis Loil]]. | *In 1440 kocht hij het [[Loil|Huis Loil]]. | ||
− | *In [[1441]] | + | *In [[1441]] verpachtten de heer van Culemborg en zijn zoons hem [[Tolrecht#De_Rijntol_bij_Emmerik|de tol]] in de [[Rijn]] bij [[Emmerik]]. |
+ | *In [[1444]] verkocht hertog Arnold van [[Gelderland|Gelre]] hem een jaarrente van vierhonderd Rijnse guldens uit de opbrengsten van het [[Tolrecht#Het_Tolhuis_bij_Lobith|Tolhuis bij Lobith]]. | ||
*In [[1447]] kreeg hij het kerspel [[Beek]] als onderpand voor een lening aan de hertog van Kleef (zie hierboven). | *In [[1447]] kreeg hij het kerspel [[Beek]] als onderpand voor een lening aan de hertog van Kleef (zie hierboven). | ||
+ | *In 1447 voltooide hij de uitbreiding van de toenmalige [[Hervormde kerk in 's-Heerenberg|Pancratiuskerk]] met drie koren. | ||
*In [[1450]] kocht hij een huis aan de Veerstraat in Emmerik. | *In [[1450]] kocht hij een huis aan de Veerstraat in Emmerik. | ||
*In [[1451]] verpandde de heer van Culemborg hem voor 1200 gulden een vierde deel van het [[Breedenbroek]]. | *In [[1451]] verpandde de heer van Culemborg hem voor 1200 gulden een vierde deel van het [[Breedenbroek]]. | ||
Regel 30: | Regel 36: | ||
== Functies en daden == | == Functies en daden == | ||
+ | *In [[1424]] werd hij raadsheer van hertog Arnold van [[Gelderland|Gelre]]. | ||
*In [[1436]] verkocht hij de heerlijkheden Gageldonk en Hambroek aan zijn zwager Willem Jansz de Bije, echtgenoot van zijn zus Jenne van der Leck. | *In [[1436]] verkocht hij de heerlijkheden Gageldonk en Hambroek aan zijn zwager Willem Jansz de Bije, echtgenoot van zijn zus Jenne van der Leck. | ||
+ | *Eveneens in [[1436]] sloot hij een verbond met hertog Arnold in de strijd tegen diens zoon Adolf. | ||
*In [[1440]] stichtte hij [[het Gasthuis|een gasthuis]] in de [[Kellenstraat]] in [['s-Heerenberg]]. | *In [[1440]] stichtte hij [[het Gasthuis|een gasthuis]] in de [[Kellenstraat]] in [['s-Heerenberg]]. | ||
− | *[[Hervormde kerk in 's-Heerenberg| | + | *In een akte van 12 mei [[1441]] legde hij een aantal geschillen bij met Dirk I van Bronkhorst-Batenburg, onder meer over de tolheffing "bij" [[Wild|de Wild]]. Vermoedelijk ging het hier om een watertol in de bovenloop van wat nu de [[Wetering]] heet. Daar grensde de Berghse heerlijkheid [[Gendringen]] aan de heerlijkheid Anholt, waar Dirk I van Bronkhorst-Batenburg in [[1432]] mee was [[Leenrecht|beleend]]. |
+ | *In de jaren [[1446]]–1447 liet hij [[Hervormde kerk in 's-Heerenberg|de kerk]] vergroten , die zijn grootvader Frederik in [[1399]] had gebouwd ter vervanging van de kapel van [[Adam I van den Bergh|heer Adam I]] uit [[1259]]. | ||
+ | *In [[1451]] werd hij lid van de regentschapsraad die hertog Arnold verving gedurende diens reis naar het Heilige Land. | ||
*Vóór [[1453]] heeft hij opdracht gegeven de [[Kroniekenhandschrift van 's-Heerenberg]] te schrijven. | *Vóór [[1453]] heeft hij opdracht gegeven de [[Kroniekenhandschrift van 's-Heerenberg]] te schrijven. | ||
*In of kort voor [[1460]] benoemde hij [[Groenen, Joris van|Joris van Groenen]] tot zijn persoonlijk secretaris. | *In of kort voor [[1460]] benoemde hij [[Groenen, Joris van|Joris van Groenen]] tot zijn persoonlijk secretaris. | ||
− | *In [[1463]], kort voor zijn dood, stichtte hij het observantenklooster in de Briemer bij Emmerik, een voorloper van het | + | *In [[1463]], kort voor zijn dood, stichtte hij het [[Mons Calvariae|observantenklooster in de Briemer]] bij Emmerik, een voorloper van het [[Observantenklooster Elten|observantenklooster]] in Elten. |
− | |||
== Huwelijk en gezin == | == Huwelijk en gezin == | ||
Regel 95: | Regel 104: | ||
*[http://www.heiligen.net Heiligenkalender] | *[http://www.heiligen.net Heiligenkalender] | ||
− | [[Categorie:Graven van den Bergh]] [[Categorie:Huis van der Leck]] [[Categorie:Graven van graven]] | + | [[Categorie:Graven van den Bergh|B]] [[Categorie:Huis van der Leck|B]] [[Categorie:Graven van graven|B]] [[Categorie:Grafkelder 's-Heerenberg|B]] |
Huidige versie van 1 aug 2022 om 15:40
Inhoud
De eerste Van der Leck
Willem II van den Bergh was van 1416 tot zijn dood in 1465 de eerste heer van Bergh uit het Huis Van der Leck. Hij was de opvolger van zijn grootvader Frederik III van den Bergh.
Hij werd op 22 februari 1404 geboren als zoon van Otto van der Leck en Sophia van den Bergh, enig kind van Frederik III van den Bergh. Hij kwam ter wereld in Huis Aspel bij Rees, dat eigendom was van zijn vader. Zijn moeder overleed in 1412, toen hij nog maar acht jaar oud was.
Na de dood van zijn grootvader Frederik op 3 oktober 1416 werd Willem op 12-jarige leeftijd heer van Bergh. Zijn vader Otto trad aanvankelijk op als regent. Willem was bij zijn geboorte een Van der Leck, maar in 1441 nam hij zijn moeders naam Van den Bergh aan.
Zijn wapen
Al in 1433 had hij zijn wapen vervangen door het wapen van Bergh. Tot dat jaar voerde hij het gevierendeelde wapen van zijn vader met daarin het wapen van Bergh en de drie halvemanen ("wassenaars") van het geslacht Van Polanen (zijn grootvader van vaderskant was Jan II van Polanen). Dit wapen is hiernaast met al zijn pronkstukken afgebeeld. Op het lint onder het wapen staat het motto Dominus protector vitae meae: a quo trepidabo. Dit is de Latijnse versie van de eerste versregel van psalm 27. Een letterlijke vertaling is "de Heer is de behoeder van mijn leven: wie zou ik dan vrezen?" In Nederlandse bijbels is de vertaling vrijer; in de Willibrordvertaling is het "De Heer is mijn licht en mijn heil: wie zou ik dan vrezen?" De lijfspreuk is ook op meerdere Berghse munten afgebeeld.
Dit wapen is ook te zien in het gebrandschilderde raam dat bij de restauratie van 1925–1926 is aangebracht in de noordmuur van de huidige protestantse kerk in 's-Heerenberg (zie foto nr. 3 in dit fotoalbum ).
Zijn bezittingen
Bij zijn aantreden in 1416 erfde Willem ook de heerlijkheden Didam, Bylandt en Pannerden. Door de vele andere goederen die hij nog erfde of kocht, stond hij bekend als Willem de Rijke. Naar verluidt was hij vreedzaam van aard, zodat hij ook wel Willem de Vreedzame werd genoemd.
Een aanwinst met blijvende gevolgen voor Bergh was het kerspel Beek, dat hij in 1447 van hertog Adolf I van Kleef in onderpand kreeg. Hertog Adolf had geld nodig voor zijn oorlog tegen de bisschop van Keulen en leende daarom 5.500 Rijnse guldens van heer Willem. De lening is nooit afgelost, zodat Beek tot op de dag van vandaag Berghs is. Beek verbond de Kleefse enclave Wehl via Babberich met een groot deel van de rest van de enclaves. Als Beek Kleefs was gebleven, had de grens tussen Bergh en Duitsland mogelijk heel anders gelopen.
Daarnaast breidde heer Willem zijn bezit uit met onder meer het volgende.
- In 1419 kocht hij, vijftien jaar oud, het recht van opstal en visserij bij de Zwanenburg onder Gendringen
- Eveneens in 1419 bevestigde de hertog van Gelre zijn rechten in de Vier Heezen, die hem tot dan toe door de hertog van Kleef betwist werden.
- In 1427 verwierf hij het pandrecht op kasteel Ulft, dat omstreeks 1450 zijn eigendom werd.
- Op 20 oktober 1428 erfde hij met het overlijden van zijn vader Otto onder meer de heerlijkheden Gageldonk, Hambroek, Hedel en Van der Eem, en in de baronie van Breda de grafelijke molens in Alphen, Rijsbergen en Zundert.
- In 1430 kocht hij Millingen terug van Johan van Arkel. Heer Willems overgrootvader Willem I van den Bergh had deze heerlijkheid in 1365 als bruidsschat aan zijn dochter Elisabeth meegegeven. Elisabeth was Johan van Arkels grootmoeder.
- In 1432 en 1433 ontving hij van de hertog van Gelre achtereenvolgens de voogdij over Elten en de markttol aldaar. Dit hield in dat hij daar tijdens de jaarlijkse Sint Vitusmarkt van 12 tot 24 juni tol kon heffen en kon rechtspreken. In 1473 is de voogdij overgegaan op de hertog van Kleef.
- In 1440 kocht hij het Huis Loil.
- In 1441 verpachtten de heer van Culemborg en zijn zoons hem de tol in de Rijn bij Emmerik.
- In 1444 verkocht hertog Arnold van Gelre hem een jaarrente van vierhonderd Rijnse guldens uit de opbrengsten van het Tolhuis bij Lobith.
- In 1447 kreeg hij het kerspel Beek als onderpand voor een lening aan de hertog van Kleef (zie hierboven).
- In 1447 voltooide hij de uitbreiding van de toenmalige Pancratiuskerk met drie koren.
- In 1450 kocht hij een huis aan de Veerstraat in Emmerik.
- In 1451 verpandde de heer van Culemborg hem voor 1200 gulden een vierde deel van het Breedenbroek.
- In 1456 kocht hij het slot in Didam van Vincent van Meurs. De heerlijkheid Didam was al sinds 1388 Berghs bezit. Aan de tweedeling tussen Bergh en Meurs herinnert het wapen van de voormalige gemeente Didam, dat een combinatie is van de wapens van Bergh en Meurs.
- In 1461 kocht hij de goederen van de heer van Wisch onder Borghees. Hiermee kwam heel het gebied van de Vier Heezen in Berghse handen.
Functies en daden
- In 1424 werd hij raadsheer van hertog Arnold van Gelre.
- In 1436 verkocht hij de heerlijkheden Gageldonk en Hambroek aan zijn zwager Willem Jansz de Bije, echtgenoot van zijn zus Jenne van der Leck.
- Eveneens in 1436 sloot hij een verbond met hertog Arnold in de strijd tegen diens zoon Adolf.
- In 1440 stichtte hij een gasthuis in de Kellenstraat in 's-Heerenberg.
- In een akte van 12 mei 1441 legde hij een aantal geschillen bij met Dirk I van Bronkhorst-Batenburg, onder meer over de tolheffing "bij" de Wild. Vermoedelijk ging het hier om een watertol in de bovenloop van wat nu de Wetering heet. Daar grensde de Berghse heerlijkheid Gendringen aan de heerlijkheid Anholt, waar Dirk I van Bronkhorst-Batenburg in 1432 mee was beleend.
- In de jaren 1446–1447 liet hij de kerk vergroten , die zijn grootvader Frederik in 1399 had gebouwd ter vervanging van de kapel van heer Adam I uit 1259.
- In 1451 werd hij lid van de regentschapsraad die hertog Arnold verving gedurende diens reis naar het Heilige Land.
- Vóór 1453 heeft hij opdracht gegeven de Kroniekenhandschrift van 's-Heerenberg te schrijven.
- In of kort voor 1460 benoemde hij Joris van Groenen tot zijn persoonlijk secretaris.
- In 1463, kort voor zijn dood, stichtte hij het observantenklooster in de Briemer bij Emmerik, een voorloper van het observantenklooster in Elten.
Huwelijk en gezin
Heer Willem trouwde op 10 november 1429 met Luitgard van Bentheim, vrouwe van Steinfurt. Zij was een dochter van Everwijn I van Bentheim en Machtelt van Steinfurt. Bij haar huwelijk was zij nog maar negen jaar, zodat het bijna tien jaar heeft geduurd voor het eerste kind geboren werd. Daarna volgden er nog minstens vijf:
- Sophia, non in Wijk bij Duurstede
- Mechtildis, getrouwd met Nicolaas III van Tecklenburg
- Oswald, die zijn vader opvolgde
- Ludolf , die Hedel erfde
- Adam, die geestelijke werd
- Oda, non in Wijk bij Duurstede
Daarnaast had heer Willem nog minstens vijf buitenechtelijke kinderen: Anna, Daem, Bartholomeus, Barnabas en Heilwich.
Al in 1461 heeft heer Willem zijn goederen onder zijn drie zoons verdeeld. Hij overleed op 25 november 1465 op 61-jarige leeftijd en werd in de kerk in 's-Heerenberg begraven. De laatste maanden van zijn leven was hij waarschijnlijk niet meer tot regeren in staat, want al in september 1465 was het zijn zoon Oswald die de documenten van zijn zegel voorzag.
De naam Willem kwam in het geslacht Van den Bergh vaker voor. Klik hier voor een overzicht.
Het aldte boecksken
Heer Willem wordt vier keer vermeld in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. Een afschrift hiervan wordt bewaard in het archief van Huis Bergh. Hij is de enige die meer dan eens aan bod komt; alle andere genoemde personen komen elk slechts één keer voor.
Zijn geboorte
Zijn geboorte op 22 februari 1404 wordt als volgt vermeld:
- Anno Domini MCCCC quarto ipso die Petri ad cathedram, erat natus Wilhelmus de Lecka, dominus de Monte, de Bylandt et de Hedell, in Aspell propre Rees, et ipse accepit baptismum suum in Aspell.
- (In het jaar des Heren 1404, op de feestdag van Sint Petrus' Stoel, werd geboren Willem van der Leck, heer van Bergh, van Bylandt en van Hedel, in Aspel bij Rees, en hij ontving ook zijn doop in Aspel.)
Het was destijds gebruikelijk een datum aan te duiden volgens de heiligenkalender. Willems geboortedag 22 februari is het feest van Sint Petrus' Stoel (Petrus ad cathedram) in Rome, waarmee herdacht wordt dat Sint Petrus zich als bisschop in Rome vestigde.
Zijn aantreden
Toen Willem in 1416 zijn grootvader Frederik opvolgde, werd de volgende aantekening gemaakt:
- Anno domini MCCCCXVI incepit regnare Wilhelmus, dominus de Monte, de Bylandt et de Hedell, post obitum domini Frederici avi sui.
- (In het jaar des Heren 1416 is begonnen te regeren Willem, heer van Bergh, van Bylandt en van Hedel, na de dood van zijn grootvader Frederik.)
Zijn gezin
Na de vermelding van de doop van zijn zoon Oswald in 1442 volgt een beschrijving van Willems gezin:
- Nota: Wilhelmus nobilis dominus de Monte, de Bylandt et de Hedell, habuit cum uxore sua sex proles nobilis, scilicet tres filios er tres filias. Filii fuerunt: nobilis Oiswaldus, primogenitus, dominus de Monte et de Bylandt etc.; secundus fuit nobilis Ludolphus, dominus de Hedell; tertius fuit nobilis Adam, junior domicellus de Monte; filie fuerunt Sophia, Mechtildis et Otto. Sophia et Otto sunt virgines deo dicate in diocesi traiectensi in oppido Wyck te Duersteden, in monasterio ordinis Predicatorum. Media nupsit, viro scilicet nobili comiti de Teykelenborch etc., de quo genuit proles etc.
- (Noot: de edele Willem heer van Bergh, van Bylandt en van Hedel, had met zijn vrouw zes edele kinderen, namelijk drie zonen en drie dochters. De zonen waren: de edele Oswald, eerstgeborene, heer van Bergh en van Bylandt enz.; de tweede was de edele Ludolf, heer van Hedel; de derde was de edele Adam, jonkheer van Bergh; de dochters waren Sophia, Mechtildis en Oda. Sophia en Oda zijn aan God gewijde maagden in het bisdom Utrecht in de stad Wijk bij Duurstede, in het Dominicanessenklooster. De middelste is getrouwd met de edele graaf van Teckelenburg enz., van wie een kind geboren is, enz.)
Zijn overlijden
De vermelding van Willems dood op 25 november 1465 luidt:
- Anno domini MCCCCLXV die Katherine virginis, hora quasi undecima de nocte, obiit nobilis Wilhelmus domicellus, dominus de Monte, de Bylandt et de Hedell, cuius anima requiescat in pace sempiterna: amen.
- (In het jaar des Heren 1465 op de naamdag van de maagd Catharina, om ongeveer elf uur in de nacht, overleed de edele jonkheer Willem, heer van Bergh, van Bylandt en van Hedel, zijn ziel rust voor altijd in vrede: amen.)
Willems sterfdag 25 november is de naamdag van Sint Catharina van Alexandrië.
Hij werd bijgezet in de grafkelder die hij zelf had laten aanleggen in de toenmalige katholieke kerk in 's-Heerenberg.
Bronnen
- Het archief van het Huis Bergh, blz. 25–29, 33, 132–133
- Huis Bergh – kasteel-kunst-geschiedenis, blz. 29
- Old Ni-js nr. 14, blz. 19: De Vier Heezen
- R.W.Tadama in Verslag over het oud grafelijk-Berghse archief te 's-Heerenberg, uitgeverij I.A. Nijhoff, Arnhem (1846), blz. 7–8
- Het Kerspel Beek in de Liemers, blz. 100
- Archief Huis Bergh, inventarisnummer 1871, met een transcriptie door mr. A.P. van Schilfgaarde in: Oude aanteekeningen omtrent de heeren en graven van den Bergh, Maandblad van het Genealogisch-Heraldisch Genootschap De Nederlandsche Leeuw, 45ste jaargang (1927), nr. 4, blz. 99–100
- Heiligenkalender